De cherub van Tyrus

Over de koning van Tyrus wordt in Ezechiël 28 onder meer gezegd: “u was in Eden, de hof van God.” Waar precies was dan de koning van Tyrus? Komen we hem dan tegen in Genesis 2 of 3? Vers 13 spreekt over “de dag dat u geschapen bent.” Is dat een uitspraak die naar een troonsbestijging verwijst, zoals in de uitdrukking: “heden heb ik u verwekt”? Of hebben we met een scheppingsdaad te maken? Het volgende vers spreekt over de functie van deze koning: “u was een cherub die zijn vleugels beschermend uitspreidt.” En vers 15 zegt van de koning van Tyrus: “Volmaakt was u in al uw wegen.”

De val van de Satan

Kan dit alles gezegd worden van de menselijke koning van Tyrus? Ja, als we deze taal mogen beschouwen als poëtische verbeeldings-taal. Nee, als we de uitdrukkingen nemen als een beschrijving van een realiteit. (Poetische taal sluit een verwijzing naar de realiteit immers niet uit.) Onder de verwijzing naar de koning zit een symbolische referentie naar een cherub, een engel, die als taak had, “aangesteld was” (vers 14b), op “Gods berg”, om de schepping te beschermen.

De beeldspraak die als bovenlaag de tekst vormt, wordt echter verbroken in vers 16 waar over “de overvloed van uw handel” gesproken wordt. Dit vers is een sleutel voor het begrip van de hele passage. Hieraan wordt duidelijk dat al het andere beeldspraak is met als directe inhoud de gestalte van de duivel. Vers 16 maakt met het woord “handel” echter duidelijk dat de werkelijke koning van Tyrus met de duivel wordt vergeleken. De passage is echter niet aan hem,  maar aan de koning van Tyrus gewijd, zoals het opschrift in vers 12 duidelijk maakt. Zonder vers 12 en vers 16 zou dit een poëtische beschrijving van de duivel alleen zijn. 

Hoe moeten we dan de verhouding zien tussen beide? Twee mogelijkheden bieden zich aan. Moeten we zeggen dat niet de koning van Tyrus wordt aangesproken, maar de engel van Tyrus?  Volgens Willem Ouweneel wordt hier de “engel van Tyrus”  aangesproken. De tekst spreekt echter nadrukkelijk over de MELECH, de koning van Tyrus.  Hoe zit het dan met de referentie aan de Hof van Eden, als de koning van Tyrus zelf bedoeld zou zijn? Maar waarom dan het woord “handel”, als niet de werkelijke koning bedoeld wordt? 

Of moeten we zeggen dat we hier met een dubbele gestalte te maken hebben, d.w.z met een schets van de duivel die als een “overlay” over de koning van Tyrus wordt heengelegd. Waarom? Om zo duidelijk te maken dat de koning van Tyrus de duivel vertegenwoordigt en in feite een manifestatie is van de duivel precies ook in de geschiedenis van zijn val. De poëtische beschrijving van zijn val, is een symbolische referentie naar de zonde van de koning. Zijn troonsbestijging was een “aanstelling” om een beschermende macht, als het ware een “cherub” in de wereld te zijn. De overvloed van handel en de rijkdom – de edelstenen van vers 13 – werd verworven en gehandhaafd door geweld en dat was het begin van de specifieke zonde van de koning. 

God regeert over de koningen. De val van de koning kan herleid worden tot een prototype van de val van de satan die door God in deze wereld een positie van macht heeft gekregen. De bovenmenselijke machten zxijn door God toegelaten om de mens te beschermen. Om in gehoorzaamheid aan de Schepper als een herder te zorgen voor Zijn mensheid. De duivel en de demonen zijn niets anders dan instituties die macht hebben over velen, en die macht nu niet als herder, maar als verscheurend roofdier uitoefenen. Alle machten zijn immers uit en door en tot Christus geschapen.

Dit bericht is geplaatst in Bijbelstudie. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *