Het is geen gebrek aan tolerantie om belangrijke verschillen in praktijk en in leer tussen kerkelijke stromingen aan een onderzoek te onderwerpen. Het is de enige manier om een harmonie te bereiken die niet op onverschilligheid is gebaseerd. Paulus doet dat voortdurend. Zo spreekt Paulus over Hymeneüs en Alexander, die hij “aan de satan overgegeven [heeft] , opdat zij zouden leren niet meer te lasteren” (1 Tim. 1:20). Er is nu eenmaal een strijd gaande ook in de gemeente van Efeze. Sommigen moeten van Timotheus zelfs het bevel krijgen “geen andere leer te onderwijzen, zich ook niet bezig te houden met verzinsels…” 1 Tim. 1:3b, 4a).
Op vele plaatsen in het Nieuwe Testament blijkt dat er al heel vroeg leraren in de gemeente zijn opgetreden, die een afwijkend evangelie hebben gepredikt. In de tweede brief aan Korinthe verwijt Paulus zelfs aan die gemeente dat zij dat zonder veel moeite zelf verdragen. Het is de belangrijkste tekst die ik ken waar tolerantie voor valse leer wordt afgewezen. Wat wordt dan afgewezen?
- “Als er iemand komt die een andere Jezus predikt, die wij niet gepredikt hebben” – die een geheel ander beeld geeft van wie Jezus Christus is.
- “Of als u een andere “geest” ontvangt dan die u ontvangen hebt” – wanneer in de gemeente een mentaliteit, een geestelijke houding, gaat domineren, die niet in overeenstemming is met de waarheid van de Schrift. Die niet strookt met de prediking van de apostelen. Of: een andere “Geest” wordt gepredikt, dat wil zeggen een visie op het werk van de Heilige Geest die niet in overeenstemming is met het evangelie.
- En ten derde, wanneer er iemand komt die “een ander evangelie” predikt, “dat u niet aangenomen hebt” in het begin. Bijvoorbeeld dat de verlossing niet in de eerste plaats gericht is op de bevrijding van zonde en schuld, maar op het genezen van ziekten en de bevrijding uit financiële nood.
Zo vinden we in de Bijbel zelf dat de gemeente verantwoordelijk is voor het identificeren en verwerpen van valse leer. Eveneens vinden we dat sommigen die het Evangelie lasteren – onwaarheid prediken en daarmee het Evangelie een slechte naam bezorgen – zelfs met name worden genoemd en onder kerkelijke tucht worden geplaatst. Er mag geen andere Jezus, geen andere Geest, geen ander evangelie worden gepredikt dan wat de apostelen oorspronkelijk gepredikt hebben, zoals wij dat hebben in het Nieuwe Testament.
Liefde zonder waarheid is hypocriete sentimentaliteit – is een uitspraak van John MacArthur die ik van harte onderschrijf. Een sentimentele vriendelijkheid wil de confrontatie met de waarheid niet aan. Maar we worden vermaand door Paulus dat we aan de waarheid moeten vasthouden in liefde (Efeze 4:15), en die waarheid moeten wij spreken, ieder tegen zijn naaste; wij zijn immers leden van elkaar” (Efeze 4:25).
Het beroep op ervaring
Er is nog een belangrijke tegenwerping, die mensen maken tegenover een ieder die kritiek wil leveren op de Charismatische Beweging. Men zegt: die kritiek bewijst alleen maar dat je de Heilige Geest niet hebt ontvangen. Hoe kun je oordelen over iets wat je niet hebt ervaren? Alleen mensen die de gaven van de Geest hebben meegemaakt in hun eigen leven, hebben het recht om over die gaven iets te zeggen. Maar dat is overduidelijk een verkeerde redenering. Als ik op grond van Gods Woord tegen iemand zeg, dat God overspel en moord heeft verboden, kan dan tegen mij worden gezegd dat zolang ik niemand heb gedood en niet ontrouw bent geweest ik niet het recht heb om daarover te oordelen? Het is niet de ervaring die het criterium geeft voor Bijbelse waarheid, maar het is de Bijbel die oordeelt over onze ervaring.
Als we zien dat er op een podium wordt gebeden voor een jongen die bij deze knie heeft. Als we zien dat dat gebed steeds dringender en dringender wordt geformuleerd. Totdat het bijna klinkt alsof God een bevel heeft gekregen. Als we vervolgens “zien” – wat te zien valt er eigenlijk niet veel – dat deze jongen een paar stappen zet, met “ja” antwoordt op de vraag of de pijn vermindert is dan wel verdwenen is; en als we vervolgens zien dat de voorganger op en neer springt van enthousiasme en een zaal met enkele honderden mensen luid begint te brullen, waar zijn we dan getuige van geweest? Wat betekent dan deze “ervaring”? Bewijst die ervaring dat deze voorganger de zalving van de genezing heeft ontvangen, wat hij claimt? Bewijst de uitspraak van de jongen, dat God daadwerkelijk in de realiteit heeft ingegrepen? Bewijst deze ervaring dat er een bovennatuurlijk wonder heeft plaatsgevonden? Zeker niet als in de eerste plaats de Bijbel zelf daar geen ondersteuning aangeeft, en in de tweede plaats er alternatieve verklaringen zijn voor wat ze op dat podium te zien hebben gekregen.
Daarom is het bijna zinloos om de ervaringen tegen te spreken. Ik probeer weleens mensen erop te wijzen, dat er een verschil is tussen wat feitelijk is gezien en gehoord, en hoe datgene wat je ziet en hoort nu wordt geïnterpreteerd. Dit is wezenlijk voor het métier van een goochelaar. Hij weet wat onze vaste gewoonten zijn bij de interpretatie van wat we zien en horen. Hij weet hoe hij kan manipuleren hoe wij wat we zien en horen zelf interpreteren. Zo zet hij ons op het verkeerde been. We weten allemaal dat wij gevoelig zijn voor suggestie, misleiding en bedrog. Bij een goochelaar vinden we dat zelf heel onderhoudend. Niemand is kwaad wanneer de harten 9 schijnbaar uit een glas water tevoorschijn komt. Het wonderbaarlijke wordt hier ook verwacht, in het besef dat het alleen wonderbaarlijk is omdat wij de truc niet doorzien.
Maar stel eens dat onze ervaringen op dezelfde manier worden gemanipuleerd bij het genezingdienst of bij de uitoefening van een profetische gave, als bij wereldlijke goochelaars en magiërs. Waarom zouden we vormen van hypnose, manipulatie en suggestie als een menselijke vaardigheid erkennen bij een seculiere goochelaar, om diezelfde misleiding dan aan te zien voor een werk van de Heilige Geest wanneer het in een kerkelijke samenkomst plaatsvindt?
Een beroep op de ervaring – “ik heb het met eigen ogen gezien” – is niet de uiteindelijke test. Het zou andersom moeten gaan. De Bijbelse waarheid is de uiteindelijke fundering van elke interpretatie van mijn ervaringen. Als het Woord van God zegt dat het niet gebeurt, dat het niet Gods wil is, dan is mijn “ervaring” van nul en generlei waarde om vast te stellen wat er werkelijk is gebeurd.
(wordt vervolgd)