De brief aan Filippi #6 – Fil. 2:19-30

Fil. 2:19-30
19. En ik hoop in de Heere Jezus Timotheüs spoedig naar u toe te sturen, opdat ook ik goedsmoeds mag zijn als ik van uw zaken weet.
20. Want ik heb niemand van gelijke gezindheid, die oprecht voor uw zaken zorg zal dragen.
21. Want zij zoeken allen hun eigen belangen, niet die van Christus Jezus.
22. En u kent zijn beproefdheid, dat hij met mij gediend heeft in het Evangelie, zoals een kind met zijn vader.
23. Hem hoop ik dus ogenblikkelijk te sturen, zodra ik mijn zaken kan overzien.
24. Maar ik vertrouw in de Heere dat ik ook zelf spoedig zal komen.
25. Ik heb het echter nodig geacht Epafroditus naar u toe te sturen, mijn broeder, medearbeider en medestrijder, en uw gezant en dienaar in wat ik nodig had,
26. omdat hij vurig naar u allen verlangde en in grote angst verkeerde, omdat u gehoord had dat hij ziek was.
27. Hij is inderdaad ook ziek geweest, tot dicht bij de dood, maar God heeft Zich over hem ontfermd, en niet alleen over hem, maar ook over mij, opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben.
28. Daarom heb ik hem des te sneller gestuurd, opdat u zich weer kunt verblijden als u hem ziet, en ik minder droevig ben.
29. Ontvang hem dan in de Heere, met alle blijdschap, en houd zulke mensen in ere.
30. Want om het werk van Christus was hij tot dicht bij de dood gekomen, doordat hij zijn leven had gewaagd om aan te vullen wat aan uw dienstbetoon jegens mij nog ontbrak.

Dit bericht is geplaatst in bijbelbespreking, Bijbelstudie. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *