Trypho ondervraagt het Christendom

Justinus – “Mijn vrienden, is er nog een andere beschuldiging die jullie tegen ons hebben dan deze, dat wij de Wet niet onderhouden, noch het vlees besnijden zoals jullie voorvaderen deden, noch de Sabbat onderhouden zoals jullie doen? Of veroordeelt u ook onze gewoonten en zeden? Dit is wat ik zeg, opdat ook u niet gelooft dat wij mensenvlees eten en dat wij na onze banketten de lichten doven en ons overgeven aan ongebreidelde zinnelijkheid. Of veroordeelt u ons alleen omdat we in zulke doctrines geloven en er meningen op na houden die u als vals beschouwt?”

Trypho – “Deze laatste beschuldiging is wat ons verbaast,” antwoordde Trypho. “Die andere aanklachten die het gepeupel tegen u indient, zijn het niet waard om geloofd te worden, want ze zijn te weerzinwekkend voor de menselijke natuur. Maar de voorschriften in uw zogenaamde Evangelie zijn zo wonderbaarlijk en groots dat ik niet denk dat iemand ze zou kunnen houden. Want ik heb de moeite genomen om ze te raadplegen. […]

Maar dit is wat ons het meest verbaast, dat u die beweert vroom te zijn en gelooft dat u anders bent dan de anderen, zich niet van hen afzondert, noch een levenswijze in acht neemt die verschilt van die van de heidenen, want u houdt de feesten en sabbatten niet, noch past u het ritueel van de besnijdenis toe. U vestigt uw hoop op een gekruisigde man en verwacht nog steeds gunsten van God te ontvangen terwijl u Zijn geboden negeert.

Uit: De Dialoog met Trypho, hfst 10, par. 3

Dit bericht is geplaatst in Jodendom. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *