De wijsheid van de wijze had in het algemeen betrekking op de straten, marktplaatsen en huiselijke inrichtingen (de huiselijke eenheden) van Israël. Wat de wijze zei, was zowel wijsheid voor heidenen als voor Israël. De universele wijsheid bleek internationaal en overschreed gemakkelijk de grenzen van cultuur en taal, van Oost- tot Zuid- tot West-Azië. Zij richtte zich, per definitie, op de menselijke ervaring die iedereen gemeen had en niet gedifferentieerd was naar natie, in wezen onaangetast door de grote bewegingen van de geschiedenis. Wijsheid sprak over vaders en zonen, meesters en discipelen, families en dorpen, niet over naties, legers en het lot.
Juist door hun verscheidenheid zouden deze drie hoofdmodi van het Israëlitische bestaan gemakkelijk samen kunnen gaan. Elk richtte zich op een bepaald aspect van het nationale leven, en geen enkele was wezenlijk in tegenspraak met de andere. Men kon in de Tempel aanbidden, de Torah bestuderen en in het leger van de Messias vechten – en sommigen deden ze alle drie. Toch moeten we deze manieren van zijn – en hun daaruit voortvloeiende vormen van vroomheid – als afzonderlijk beschouwen. Elk bevatte zijn eigen potentie om tot volledige realisatie te komen zonder verwijzing naar de anderen. Maar zo werkt het leven niet. We kunnen ons dorp niet opsplitsen in de buurt van de priesters, de buurt van de profeten en de buurt van de wijzen. Wij zijn één dorp. Jezus en zijn discipelen leggen veel nadruk op de leerstellingen van de profeten, omdat Jezus de discipelen – en heel Israël wil hij als discipelen – leert hoe ze zich moeten voorbereiden op de komst van Gods heerschappij, die nabij is. Hij spreekt dus over de vergeving van zonde en verzoening aan het einde der dagen, dat voor de deur staat. De Farizeeën leggen veel nadruk op de leer van de priesters in Leviticus en willen dat Israël nu, hier en overal, leeft in overeenstemming met die regels die de Torah van Mozes heeft opgesteld voor de heiliging van de priesters. We zijn echt met elkaar in conflict, want we zijn het met elkaar eens: de één roept op tot verlossing aan het einde der tijden, de ander tot heiliging in het hier en nu. Hoe gaan we samenleven?
Nou, om te beginnen hangt er veel af van nederige zaken. En hier is er echt een twistpunt tussen Jezus en ons Farizeeën. Want zoals ik in het begin al zei, geloof ik nu in het Jodendom en identificeer ik me dus met de Farizeeën van toen. Is het koninkrijk van God in het hier en nu? Of alleen in de toekomende toekomst? En waar, en hoe, en onder welke omstandigheden dien ik God en leef ik een godvruchtig leven? Of om het in nederige termen te zeggen: Kan het God iets schelen wat ik als ontbijt eet?