De vergoddelijking van Jezus: een puur feitelijke ontwikkeling

Wanneer precies werd Jezus God? Laat ik om te beginnen zeggen dat dit voor veel Christenen een beladen vraag is, omdat deze veronderstelt dat er een tijd was waarin Jezus helemaal geen God was. Voor sommigen, zoals ikzelf, was Jezus een mens die een menselijk leven leidde en een gewone menselijke dood stierf. Door de toenemende religieuze toewijding van zijn volgelingen na zijn dood werd hij uiteindelijk verheven tot een goddelijk wezen, gelijk aan de God van Israël.  “De eerste christenen hebben hem in hun theologie verheven tot het goddelijke rijk,” zegt bij voorbeeld de Nieuw Testamenticus Bart Ehrman, “maar naar mijn mening, was hij, en is hij altijd een mens geweest.”


Wanneer werd Jezus tot God verheven? Audio van de blog:


Een dergelijke benadering van de historische oorsprong van het geloof in Jezus’ godheid is in wezen historisch, waarbij het geloof over Jezus in de loop der tijd verandert en gevormd wordt door verschillende interne en externe invloeden. Deze visie begint, zoals Charlie Moule jaren geleden zei, “met een Palestijnse rabbijn en eindigt met de goddelijke Heer van de hellenistische Verlossers-cultus.” Niets van dit alles is bijzonder vernieuwend of nieuw; anderen hebben al veel van hetzelfde gezegd. Ik ben er pas na heel lang nadenken en worstelen toe gekomen om te erkennen dat het geloof in Jezus’ goddelijkheid en de verering van hem als goddelijke figuur een geleidelijk proces was dat zich in de loop van de tijd ontwikkelde.

Om te beginnen moeten we vaststellen dat een dergelijke bewering over de goddelijke identiteit van Jezus een confessionele bewering is, een geloofsuitspraak, voortgekomen uit religieuze toewijding en gerechtvaardigd door de theologische claims van een gelovige gemeenschap. Maar is die bewering noodzakelijk? Is ze waar?

Het is voor mij duidelijk geworden dat de verwoording van de identiteit van Jezus in het evangelie van Johannes betwistbaar is, net als de continuïteit tussen het beeld dat Johannes van Jezus heeft en andere beelden van Jezus in de rest van het Nieuwe Testament. Zegt de proloog van het evangelie van Johannes misschien dat het “woord”, dat is de Torah, door Jezus belichaamd is, dat wil zeggen dat zijn leven de volle diepte van de Torah weerspiegelt? Of zegt het dat Gods Woord “vlees” is geworden, en leert het de incarnatie? Dan is er nog de, voor vele Christenen ontoelaatbare vraag, of Johannes de Evangelist wel gelijk heeft. Is Jezus echt God? Omdat te belijden moeten we het geloof in zijn godheid vooraf al delen, en eveneens al accepteren dat het Nieuwe Testament zoals het geschreven is, Gods openbaring behelst. Alleen op grond van die laatste overtuiging over de goddelijkheid van de teksten van het Nieuwe Testament zou het niet gepast zijn kritiek te leveren op het beeld van Jezus dat door de evangelist geschetst wordt.

Of Jezus van Nazareth echt God is, zoals christenen van alle soorten historisch gezien hebben beweerd, kan alleen worden beantwoord op grond van geloof. Het komt erop neer of men het door het Nieuwe Testament uitgelokte getuigenis van de vroege kerk over Jezus gelooft, dat hij de Zoon van God is. Ik behoor feitelijk tot een gemeenschap die dat doet, maar ik schaam me er niet voor om ondanks mijn solidariteit met die gemeenschap een andere opvatting over Jezus te hebben.

Want de historische vraag en het belang van de Joodse theologie doorkruist de gelovige belijdenis in een Christelijke context. Historisch is deze vraag van belang:  Heeft Jezus het zelf geloofd? En zo niet, wat betekent dat dan voor een Christendom dat heel zijn bestaan aan die belijdenis heeft verbonden? Wanneer, waar en waarom  begonnen christenen voor het eerst zulke hoge claims te maken over Jezus’ hemelse oorsprong?  Hoe kwam de eerste gemeenschap van Christenen ertoe om zo radicaal afstand te nemen van de Joodse overtuiging dat “God geen mens is”? En misschien is de theologische vraag wel het belangrijkste: wat zijn de theologische gevolgen als we instemmen met deze diagnose?

Jezus werd oorspronkelijk helemaal niet als God beschouwd. Uiteindelijk werd hij in zekere zin goddelijk voor zijn volgelingen, voordat hij in de latere dogmatiek in absolute zin als gelijke van de Almachtige God werd beschouwd. Maar het punt dat ik hier benadruk is dat dit in feite een historische ontwikkeling was. Het is geen noodzakelijke ontwikkeling, maar zo is het feitelijk gegaan. Dat geeft geen grondslag om te zeggen dat de belijdenis van Jezus’ godheid noodzakelijk is voor het Christelijk geloof.

Dit bericht is geplaatst in Bijbelse Theologie, Discussie, polemiek. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *