8 Stellingen over de Triniteit en hun weerlegging

STELLING 1

Het Bijbels getuigenis over de Heer en Heiland, Jezus Christus, loopt als een rode draad door het geheel van het geschreven woord van God heen. Wat de tweede persoon in de Godheid betreft, de persoon in het werk van de Heiland is het centrale getuigenis van de hele schrift. Zo lezen we in Openbaring 19, vers 10: “Aanbid God, want het getuigenis van Jezus is het getuigenis van de profetie.”

ANTWOORD 1

Zo heb ik het ook geleerd. De hele Bijbel spreekt voornamelijk over Jezus Christus en bevestigt zijn godheid. Hij bestond voor de schepping en hij is de eeuwige tweede persoon in de godheid. Het probleem is alleen dat het getuigenis van de Schrift eigenlijk eerder op iets anders wijst. Het lijkt erop alsof de Bijbel gelezen wordt vanuit het dogma.

Neem bijvoorbeeld het aangehaalde vers uit het Boek Openbaring. Want wat staat er nou? Aanbid God, dat wil zeggen uitsluitend God. Want het getuigenis van Jezus, al datgene wat Hij kwam zeggen, is niets anders dan het getuigenis dat de profeten al gebracht hebben. Maar de profeten hebben helemaal niet gesproken over de goddelijkheid van Jezus.

STELLING 2

De Bijbel spreekt zowel over de Godheid als de menselijkheid van Christus. De persoon van Christus is volledig goddelijk en volledig menselijk. Dat heeft de vroege kerk ook steeds opnieuw verdedigd. Alleen een volledig Bijbelse beschrijving kan laten zien wat de waarheid is over de Zoon van God, vanuit de eeuwigheid in het verleden tot de eeuwigheid in de toekomst.

ANTWOORD 2

De tweede bewering komt overeen met wat geleidelijk aan in de kerk tot aan het eind van de vijfde eeuw bedacht is. Jezus is zowel volledig God als volledig mens en er is geen vermenging tussen zijn twee naturen. Volledig goddelijk en volledig menselijk. Het probleem dat ik daarin zie, is dat het juist geen Bijbelse beschrijving is van wie Jezus Christus is.

STELLING 3

Door het Oude en Nieuwe Testament heen maken de schrijvers verwijzingen naar onderscheidingen tussen de personen in de Godheid. Vader, Zoon en Heilige Geest komen tevoorschijn als onderscheiden personen met unieke activiteiten. Bovendien hebben de Bijbelse schrijvers goddelijke attributen aan deze personen toegekend, zodat tegelijkertijd de eenheid van de drie Personen in de Godheid duidelijk wordt.

ANTWOORD 3

Dan de bewering dat de schrijvers van het Oude en Nieuwe Testament steeds verwijzingen opstellen over de onderscheidingen tussen de personen in de godheid. Nu dat er sprake is van onderscheid, dat geloof ik heel graag. Dat is inderdaad het getuigenis van de Bijbel. Met dien verstande dat Vader en Zoon dus volledig onderscheiden zijn, terwijl de Heilige Geest met de Vader wordt verbonden. Dat wil zeggen een uiting is van God zelf.

Kun je nou zeggen dat in de Bijbel die onderscheiden personen voorkomen met unieke activiteiten, dan bedoel je eigenlijk te zeggen dat er één God is die we Vader noemen en dat er een mens is, Jezus van Nazareth, aan wie de titel Zoon van God wordt toegekend. En op grond van het Oude Testament moet je dan zeggen: de titel Zoon van God is een koninklijke titel.

STELLING 4

Je kunt de eenheid en de meervoudigheid van de personen in de Godheid niet ontkennen zonder ook de helderheid, de onfeilbaarheid en de inspiratie van de Bijbel te ontkennen. De enige discussie over de Triniteit die mogelijk is, moet beginnen en eindigen met wat de Bijbel uitspreekt.

ANTWOORD 4

Vervolgens is het van belang om over de inspiratie van de Bijbel te spreken. De eigenschappen die hier genoemd worden, zoals helderheid, onfeilbaarheid en inspiratie van de Bijbel, betekenen niet dat je die Bijbel moet opvatten en moet lezen als een soort studieboek waarin elke uitspraak, ongeacht zijn context, bijdraagt aan de argumentatie voor een bepaald dogma.

Wat betekent de onfeilbaarheid van de Bijbel? Dat kan niet betekenen dat de Bijbel exacte historische waarheid uitspreekt en we weten dat omdat het literaire genre van de meeste Bijbelverhalen, inclusief de boeken Samuel en Koningen en dergelijke, helemaal niet overeenkomt met wat wij nu onder historische waarheid verstaan.

Ook hoeft de inspiratie van de Bijbel niet te worden opgevat als een vorm van volledige en letterlijke dictaat van God. En dat we de Bijbel moeten lezen zodat die helder is, houdt volgens mij juist in dat we aan elk van de schrijvers, aan elk van de teksten in hun eigen context recht moeten doen, zonder aan te nemen dat de Bijbel als geheel het dogma kan ondersteunen.

STELLING 5

De openbaring die Johannes bijvoorbeeld van God heeft ontvangen beschrijft de tweede persoon in de Godheid als “met God” (Johannes 1 vers 1). Dat geeft aan dat het Woord van God, dat wil zeggen de Zoon van God, een duidelijke aparte identiteit heeft. Bovendien kan alleen een onderscheiden persoon in de Godheid in staat zijn om liefde van een andere persoon in de Godheid te ontvangen, zoals we lezen in Johannes 17 vers 24.

ANTWOORD 5

Dat wordt dan misschien meteen duidelijk in de proloog van het Evangelie van Johannes. De tweede persoon in de godheid wordt er doorgaans gezegd aangeduid met de term woord en nader verklaard met de uitdrukking met God. In het begin was het woord, het woord was met God en God was het woord.

Natuurlijk geeft dit aan dat het woord van God een aparte identiteit heeft. Maar waarom wordt het woord van God geïdentificeerd hier zomaar en zonder meer met de Zoon van God? Het woord van God is toch in de eerste plaats een verwijzing naar Membra, de Aramese term voor God in zijn spreken, voor de sprekende godheid. (De uitdrukking “eniggeboren god die in de schoot van de Vader is, die heeft Hem, d.i. God, verklaard “– betekent nog geen triniteit!)

Natuurlijk is het gesproken woord ook weer onderscheiden van degene die spreekt en heeft een aparte identiteit aangenomen. Dat kan dan alleen maar bedoeld zijn als een verwijzing naar de Torah. Er wordt altijd aangenomen dat het woord is vlees geworden niets anders kan betekenen dan incarnatie; dat wil zeggen: God die mens wordt, die een menselijke vorm aanneemt. Maar het is heel goed mogelijk dat we dit moeten lezen in een Joodse context waarin vleeswording hier zou moeten betekenen belichaming; dat wil zeggen een leven leiden dat in overeenstemming is met Torah, met Gods woord, wat iets anders is dan dat het woord als een persoon wordt gezien die hier mens geworden is.

STELLING 6

Dit onderscheid van identiteit wordt ook duidelijk in de onderwerping van de Zoon van God aan de Vader in het plan van verlossing. (De personen zijn in de economie van het heil onderscheiden in de vorm van een hierarchische relatie: de Vader brengt de Zoon voort, samen brengen zij de heilige Geest voort. In de ontologische orde zijn ze echter elk volledig en samen de ene Godheid, en daarom volkomen gelijkwaardig.) De onderscheiden personen in de Godheid communiceren met elkaar en getuigen van elkaar. Daarom kan de Zoon van God zeggen, in Matthäus 26 vers 39: Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan, maar niet zoals ik wil, maar zoals U wilt.

ANTWOORD 6

Als we spreken over onderwerping van Zoon aan Vader wordt eigenlijk meteen duidelijk hoe onmogelijk het is om Jezus als tweede persoon in godheid op te vatten. De relatie tussen personen in economie van de verlossing – de Vader brengt de Zoon voort; samen brengen ze de Heilige Geest voort – ligt dichter bij waarheid.

De Vader heeft Jezus van Nazareth hooguit de waardigheid gegeven de Messiaanse koning te zijn, zoals in de bekende formule “Gij zijt mijn Zoon; Ik heb u heden verwekt.” Dat ze in de ontologische orde volledig de ene godheid vormen en daarom gelijkwaardig zijn brengt ketterij voort; de overtuiging datJezus identiek is aan God, d.w.z. een en dezelfde “substantie” deelt.

STELLING 7

De Trinitarische formule van de doop maakt ook duidelijk dat de drie personen van de Triniteit gelijktijdig met elkaar bestaan. Daarom zeggen we dat we iemand dopen in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest (Matthäus 28 vers 19).

ANTWOORD 7

Dat we iemand dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest kan worden opgevat als formule om de economische triniteit tot uitdrukking te brengen, Wie als christen gedoopt wordt, wordt gedoopt in de naam van God zelf. De doopformule zegt ook dat iemand wordt betrokken bij het werk van Jezus als degene die de God van Israël, de Vader, op beslissende manier gemanifesteerd heeft.

En tenslotte noemen we ook de naam van de Heilige Geest omdat de gemeente gelooft dat Gods Geest en Zijn presentie daadwerkelijk in de gemeente aanwezig is.

STELLING 8

De ene goddelijke persoon heeft liefde voor de andere, woont in de andere, ondergaat lijden voor de andere, kent de andere, spreekt tot de andere, is de weg tot de andere (Johannes 14 vers 6), getuigt over de andere, verheerlijkt de andere en communiceert met de andere.

ANTWOORD 8

De laatste stelling benadrukt dat de goddelijke personen communiceren. Het gaat om een innerlijke communicatie tussen de personen van de Godheid. In feite verwijst dit naar een reeks teksten waarin steeds het menszijn van de ene persoon tegenover de godheid wordt benadrukt.

Het is Jezus die God liefheeft; Het is God die Jezus liefheeft; zover zou je nog kunnen gaan maar alleen maar op grond van het dogma waarin we de eenheid van al deze personen aannemen en trinitair begrijpen. De aanwijzingen van de gelijkwaardigheid van de onderscheiden personen in de godheid is een dogmatische veronderstelling.


CONCLUSIE

Concluderend moeten we zeggen dat de argumentatie voor de Triniteit op grond van de bijbelse teksten onvoldoende is. De leer van de trinititeit is een manier van lezen – en zeker niet de beste – waardoor verschillende versen in verband gebracht om een dogma te ondersteunen. Sommige teksten werden echter volledig genegeerd. De overweldigende meerderheid van de teksten bevestigt het onderscheid tussen God en de Zoon van God. De Bijbel bevestigt juist de menselijkheid van de Zoon in een groot aantal ondubbelzinnige uitlatingen. Die mogen niet worden weggenomen uit hun eigen context om zoiets als de eenheid van goddelijke personen in de triniteit te kunnen bevestigen. Uiteindelijk is de triniteit een heidens leerstuk dat in de vroege kerk succesvol werd ingelijfd, maar in de 21e eeuw aan revisie en vervanging toe is.

Dit bericht is geplaatst in Jodendom, polemiek. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *