Wat ontbreekt aan het Christendom is rituele discipline

Wat betekent precies kennis van God? Ik heb op andere plaatsen gezegd dat de kennis van God in feite een ethiek is. Daarmee bedoel ik, in overeenstemming met Levinas, dat de attributen van God, de eigenschappen van God, eigenlijk bedoeld zijn als morele beginselen. Als we zeggen dat God barmhartig is, dan betekent dat de opdracht om barmhartig te zijn. Levinas zegt het heel fraai: de kennis van God is niet in de indicatief, maar in de imperatief. Wat God ons opdraagt om te doen, is feitelijk een godskennis. Godskennis in de praktijk.

Je zou kunnen zeggen dat de weg die naar God leidt, feitelijk naar de mens leidt. De mens is niet een zijgedachte, een tweede element in ons geloof, maar het is identiek aan elkaar. De weg naar de mens is de weg naar God. Maar hoe zit het dan met de weg die naar de mens leidt? In ons christelijk beleven wordt dan vaak geaccentueerd zoiets als de naastenliefde, die de sleutel is van onze hele ethiek en die eigenlijk nog belangrijker is dan het eerste gebod, namelijk God lief te hebben. De twee geboden waaraan volgens Jezus de hele wet hangt: het liefhebben van God met alles wat we hebben en het liefhebben van de naaste als onszelf. Daarbij is dat tweede gebod, het liefhebben van de naaste, eigenlijk nog veel belangrijker dan de eerste.

Nou ja, daar zit misschien een spoor in van de gedachte dat de weg die naar God leidt, het liefhebben van God dus, het onderhouden van zijn geboden, wat daarin geïmpliceerd ligt, dat die ook alleen maar mogelijk is vanwege de tweede kant van dit gebod, de naastenliefde. Maar er is een joods element in dit nadenken over de geboden dat christenen toch missen. De weg die naar de mens leidt, zegt Levinas ergens, die trekt ons naar de rituele discipline, naar een opvoeding van jezelf. De grootsheid van die rituele discipline en dus ook van de weg die naar de mens leidt, ligt in die dagelijkse regelmaat van het ritueel.

Nou lijkt het heel vreemd dat het ritueel juist toegang geeft tot die weg naar de mens. Zeker voor Protestanten met hun afkeer van Rooms-Katholieke rituelen. Hoe kan ik dat beter verduidelijken dan met een passage uit de Talmoed? Er is een hele mooie passage waar we drie verschillende visies vinden op de Torah. Drie antwoorden op de vraag: wat is de kern van de Torah? En in die passage vinden we twee antwoorden waarvan je zou kunnen zeggen: dat is het antwoord dat Jezus geeft, een van de kanten, een van de aspecten daarvan in ieder geval. Maar dan ook nog een derde verrassend antwoord dat heel specifiek bij het jodendom hoort.

Ben Soma zei: ik heb een vers gevonden dat de hele Torah bevat. “Luister, hoor O Israël, de Heer is onze God, de Heer is één. En gij zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw vermogen.”  Dat is schijnbaar de hoofdzaak van alles. Dat vind je ook wel terug in Joodse teksten.

Iemand heeft eens gezegd: “wij Joden zijn bezeten van God.” De dienstbaarheid aan God, ook door het vervullen van geboden die nutteloos lijken, dat is de hoofdzaak. God vraagt dat ook van ons, om tot hem te bidden, om de feestdagen te houden enzovoort. Hoor, o Israël, de Heere onze God, de Heere is één. Je kunt zeggen dat is het aspect van “de Heer uw God zult u liefhebben.”

Maar dan is er een tegenopmerking van Ben Nanus. Die zei: “ik heb (ook) een vers gevonden dat de hele Torah bevat. Gij zult uw naast liefhebben als uzelf.” Ook dat vinden we hier en daar terug in de Joodse traditie. Bijvoorbeeld als een niet-Jood komt vragen, “leer mij de Torah terwijl ik op één been sta.” En dan zegt Hillel tegen die man, “gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. De rest is commentaar, ga heen en studeer.”

U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Het klinkt als een antwoord dat volmaakt in overeenstemming is met de christelijke nadruk op de naastenliefde. Het tweede en het eerste antwoord horen natuurlijk wel bij elkaar. Zo is het ook in het dubbelgebod zoals Jezus dat doorgeeft. Wat zegt, wat vraagt de Torah van ons? God lief te hebben en de naaste als onszelf.

En dan komt Ben Pasi. Ben Pasi die zegt, “ik heb een vers gevonden dat de hele Torah bevat. Je zult een lam offeren in de ochtend en een ander in de schemering.” Hij citeert een element van de rituele wetgeving, de offerwetgeving die bestemd is voor de priesters om uit te voeren in de tempel die er nu niet meer is. Maar na de verwoesting van de tempel wordt dit gebod een aanduiding voor de gebeden die moeten worden geofferd. Het gebed neemt de plaats in van het offer. Is dat dan het belangrijkste? Gewoon de discipline van het ochtend en het avondgebed?

Rabbi (Jochanan ben Zakai), de meester, staat op en neemt de uiteindelijke beslissing. “De halacha, het levensvoorschrift is volgens…” Wat zou hij nu zeggen? De Halacha is volgens Ben Zoma die zegt “je moet God lief hebben boven alles”? Of is de Halacha volgens Ben Nanus die zegt “je moet je naaste lief hebben als jezelf”? Heel verrassend zegt Rabbi dat de Halacha volgens Ben Pasi is, “je zult een lam offeren in de ochtend en een ander in de schemering.”

Waarom zegt hij dat? Omdat de Torah inspanning is, inspanning vraagt. “De dagelijkse trouw aan het rituele gebaar,” schrijft Levinas, “vereist een moed die kalmer, edeler en groter is dan die van een krijger.” Elke dag op tijd het ochtendgebed zeggen, dan op de voorgeschreven tijd het mincha, het middaggebed zeggen, dan op tijd het avondgebed zeggen, tenslotte het nachtgebed zeggen en je natuurlijk ook houden aan de voorschriften voor sabbat en voor de feestdagen. Dat is de dagelijkse discipline in het Jodendom. Torah vraagt, ja, betekent inspanning en dat is een element van het geloof dat in het christendom eigenlijk verloren is gegaan, omdat men daar alleen tussen de eerste twee samenvattingen van de Torah heen en weer beweegt. Wat meer nadruk op het vereren en het aanbidden van God vind je in sommige kerken en een grotere nadruk op de naastenliefde vind je in andere kerken.  Gelukkig wordt de samenhang van die beide ook wel op een of andere wijze gezocht. God liefhebben boven alles en je naaste liefhebben als jezelf. Je gaat of van het eerste naar het tweede of je gaat van het tweede naar het eerste. Maar nergens in het christendom vinden we een uitspraak als die van Ben Pasi. De hele Torah wordt uitgedrukt in: “je zult een lam offeren in de ochtend en een ander in de schemering.”

Je zult je ochtend-, middag-, avondgebed en nachtgebed nauwkeurig elke dag onderhouden. De dagelijkse trouw aan het rituele gebaar die een dergelijke moed vereist, vinden we niet in het christendom. Er is een profetie van Biliam over Israël. “Zie dit volk staat op als een luipaard, het staat op als een leeuw.” En zo begint een wetscodex in het jodendom (de “sjoelchan aroech”) . “Wees als een luipaard, wees als een leeuw.” Als een luipaard om ’s morgens op te staan en dwars tegen je eigen slaperigheid in toch dat ochtendgebed te zeggen. Wees als een leeuw in het volbrengen van de geboden. Er is een soort koninklijk ontwaken en er is een volk dat de soevereine macht over zichzelf uitoefent om dat dagelijkse ritueel uit te voeren. De huivering van een luipaard die opstaat maar zich niet onder een juk  bevindt.

Dat we bevrijd zijn van de wet is een standaard christelijk antwoord op deze nadruk op het ritueel. De overtuiging dat de wet voor ons een juk zou zijn. Alleen maar een belemmering van onze vrijheid. Maar dat is in het Jodendom niet het geval. Het volbrengen van de rituele voorschriften heeft een eigen vreugde. En die voedt het religieuze leven in het jodendom.

En als ik daarmee dan terug ga naar het begin van wat ik zei. De weg die naar God leidt, leidt naar de mens. Maar de weg die naar de mens leidt, leidt naar de rituele discipline. De opvoeding van jezelf. In staat zijn om een ander lief te hebben, de naaste lief te hebben, de naaste te dienen, vergt een discipline. En die discipline wordt geleerd in het dagelijkse ritueel.

Mijn gebeden moeten niet alleen maar spontaan uit mij opwellen. Het zijn de gebeden die ik uitspreek samen met een gemeenschap door de tijden heen, en die woorden bevatten die mij opvoeden. Die mij vormen, die mijn geest en bewustzijn richten. Richten op die eigenschappen van God die uitgebreid in dat ochtendgebed worden uitgesproken. Eigenschappen van God die dus even zoveel morele verplichtingen zijn tegenover de naaste.

Is het christendom nog in staat om dat antwoord van Ben Pasi te leren en serieus te nemen? Dat juist in de discipline van het dagelijks gebed, in de discipline van een bepaalde manier van het vieren van de grote feesten de weg naar de mens, naar de naaste, gevonden kan worden? Dat er een zelfopvoeding in zit die juist de naaste dienen kan? En dat we door die naaste op die wijze te dienen, feitelijk ook God dienen en tonen dat we Hem lief hebben? Dat is de grote vraag.

Dit bericht is geplaatst in Jodendom. Bookmark de permalink.

3 reacties op Wat ontbreekt aan het Christendom is rituele discipline

  1. Jan Luiten schreef:

    Goed dat je dit naar voren brengt. Ik kom al een aantal jaren (als kerkmusicus) regelmatig in de Rooms Katholieke kerk en dat zeer tot mijn genoegen, mede door de zorgvuldig opgebouwde liturgie!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *