Voorbij het geloof in wonderen…

De volgende tekst is gebaseerd op het werk van John Shelby Spong.

Het geloof in wonderen berust op een diepe en universele menselijke behoefte. Dit verlangen naar wonderbaarlijke interventies is een fundamenteel aspect van de menselijke psyche, en het komt tot uiting in bijna elk religieus systeem en in alle culturen.

Ik geloof dat het voortkomt uit het existentiële bewustzijn en trauma van het zelfbewustzijn. Het idee dat mensen alléén in het universum zouden zijn, onderworpen aan natuurkrachten, waar ze geen controle over hebben, genereert meer angst dan gemakkelijk verdragen kan worden. Om met deze angst om te gaan, ontwikkelen mensen de overtuiging dat er een macht is die veel groter is dan mensen bezitten – een macht die over ons waakt en ingrijpt om ons te helpen. Dit geloof in een hogere macht is psychologisch zo belangrijk dat mensen zich vaak vastklampen aan irrationele overtuigingen, lang nadat deze overtuigingen hun geloofwaardigheid hebben verloren in het licht van intellectueel onderzoek.

Deze psychologische behoefte kan verklaren waarom er onder religieuze mensen veel weerstand is tegen het accepteren van wetenschappelijke theorieën zoals evolutie. Evolutie lijkt geen plaats te bieden aan een godheid die ingrijpt, wat het geruststellende idee van een beschermende bovennatuurlijke macht bedreigt. Ondanks het overweldigende bewijs van DNA en radiometrische datering blijven veel religieuze mensen deze wetenschappelijke waarheden afwijzen en proberen ze deze zelfs met wettelijke middelen te onderdrukken.

Historische voorbeelden zoals de promotie van “scheppingswetenschap” en “intelligent design” illustreren deze weerstand. Als evolutie waar is, wordt een goddelijke doelmatigheid door natuurlijke selectie vervangen, wat de oerangst voor menselijke onmacht en eenzaamheid tegenover de onmetelijkheid van de wereld versterkt. Deze angst uit zich vaak in religieus fundamentalisme en ontkenning, waarbij religieuze instellingen Bijbelse onfeilbaarheid claimen om hun gevoel van veiligheid te versterken.

Wanneer mensen zich afvragen bij voorbeeld, hoe bidden werkt, roepen ze het oude beveiligingssysteem aan, dat gebaseerd is op een bovennatuurlijke godheid die de angstaanjagende krachten van de wereld kan beheersen. Als er wonderen gebeuren in antwoord op onze smeekbeden, betekent dit dat de hemel niet leeg is. Onze gebeden zijn gericht aan een wezen zoals wijzelf, maar zonder menselijke beperkingen – iemand die ons veiligheid kan schenken, ziekten kan genezen, vijanden kan verslaan en ons tegen natuurrampen kan beschermen.

Het idee dat wonderen in religieuze teksten zijn opgetekend als onderdeel van ons geloofsverhaal is enorm bevredigend. Suggereren dat deze wonderverhalen misschien niet letterlijk waar zijn, kan een schok, angst en zelfs woede teweegbrengen. Deze emotionele reactie wordt vaak verward met een vaste overtuiging, maar is eigenlijk een uiting van de oerangst van een zelfbewust wezen. Naarmate het religieuze veiligheidssysteem van het verleden naar veroudering begint af te glijden, wordt het idee van letterlijke wonderen steeds problematischer. Als er geen letterlijke wonderen in de evangelieverhalen voorkomen of als deze verslagen van bovennatuurlijke activiteit verdacht lijken, dan beginnen de fundamenten van ons veiligheidssysteem te wankelen. De angst die aan het begin van het menselijk zelfbewustzijn ontstond, steekt de kop weer op en dreigt ons opnieuw te overweldigen.

Desondanks geloof ik dat de tijd is gekomen voor rigoureuze eerlijkheid. Ik kan niet langer doen alsof de bovennatuurlijke theïstische God van gisteren nog steeds echt is en wacht om op wonderbaarlijke manieren in te grijpen in de menselijke geschiedenis. Bijgevolg kan ik de wonderverhalen in de evangeliën niet langer behandelen als historische gebeurtenissen die de natuurlijke wetten van het universum tarten. In mijn opvatting gebeuren wonderen niet en zijn veronderstelde bovennatuurlijke interventies waanideeën. De hemel gaat niet open om de Heilige Geest neer te laten komen, water wordt niet in wijn veranderd, epilepsie wordt niet genezen door demonen te verdrijven en de doden worden niet weer tot leven gewekt. Als je als christen of als jood in zulke premoderne concepten moet geloven, dan dwingt integriteit mij om dat geloof op te geven. Toch blijf ik een toegewijd joodse vogeling van Rabbi Jezus van Nazareth, overtuigd van de waarheid die gevonden wordt in wat ik God noem en die in Jezus een van de hoogste uitingen van zowel God als de mensheid ziet. Mijn geloof is niet langer afhankelijk van een God die wonderen verricht, maar van een diepere geestelijke waarheid.

Bij het bestuderen van de evangelieverhalen vraag ik me af of de wonderen deel uitmaakten van de oorspronkelijke ervaring van Jezus of latere toevoegingen waren om zijn betekenis te interpreteren. Werden deze wonderen gezien als historische gebeurtenissen of als symbolische tekens die de betekenis van Jezus’ leven aan de orde stelden? Misschien zouden wat de mensen in de eerste eeuw als wonderen zagen, vandaag de dag begrepen worden als diepgaande interne processen die tot nieuwe heelheid leiden. Het enige echte wonder dat met Jezus geassocieerd wordt, zou deze unieke concentratie van genezing en integratie kunnen zijn. Als we deze ideeën overwegen, moeten we de Bijbelse gegevens nader bekijken.

Wonderen komen niet voor in de vroegste christelijke herinneringen aan Jezus. Paulus, de schrijver van de oudste teksten in het Nieuwe Testament, vermeldt niet dat Jezus wonderen verrichtte, behalve bij de opstanding, die hij anders opvatte dan latere evangelieverslagen. Voor Paulus bevestigde de opstanding het leven van Jezus en opende het de geest van de discipelen voor zijn ware aard, maar het was geen fysieke reanimatie. Dit suggereert dat de traditie van wonderen in Jezus’ leven een latere ontwikkeling is. Bijbelwetenschappers zijn het er over het algemeen over eens dat de evangelie-wonderen tussen 70 en 100 na Christus geschreven zijn. Als wonderen geen deel uitmaakten van de oorspronkelijke herinnering aan Jezus, waarom werden ze dan later toegevoegd?

De toevoeging van wonderen kan een weerspiegeling zijn van de ontoereikendheid van de menselijke taal om een diepgaande godservaring te beschrijven. Bij gebrek aan een Godstaal gebruiken mensen menselijke gebeurtenissen om goddelijke handelingen te benaderen. De evangelieschrijvers, die putten uit Joodse tradities, gebruikten wonderverhalen om hun geloof uit te drukken dat ze God in Jezus hadden ontmoet. Deze verhalen waren niet bedoeld als letterlijke verslagen, maar als symbolische uitdrukkingen van de ervaringen van de discipelen.

De natuurwonderen bijvoorbeeld, zoals Jezus die over water loopt of stormen tot bedaren brengt, zijn gebaseerd op Joodse thema’s over Gods macht over de natuur. Deze verhalen lieten zien dat dezelfde God die de natuurelementen bestuurde, aanwezig was in Jezus. Ook de wonderen van het voeden, waarbij een paar broden een menigte voedden, echoën de Joodse traditie van goddelijke voorziening in de woestijn. Deze verhalen gaven symbolisch uitdrukking aan Jezus’ vermogen om de diepste menselijke behoeften te vervullen.

Het verhaal van Jezus die een vijgenboom vervloekt, ondanks dat het geen seizoen voor vijgen was, is een ander voorbeeld. Dit bizarre verhaal, dat vaak door commentatoren wordt weggelaten, dient eerder als een symbolische handeling dan als een letterlijk wonder. Het illustreert hoe de evangelieschrijvers wondertaal gebruikten om hun spirituele ervaringen met Jezus over te brengen.

Ik kom tot de conclusie dat de natuurwonderen die aan Jezus worden toegeschreven niet bedoeld waren om als historische gebeurtenissen letterlijk te worden begrepen. Het waren symbolische verhalen die de diepgaande ervaringen van de discipelen met Gods aanwezigheid in Jezus uitdrukten. Om deze verslagen goed te kunnen lezen, moeten we proberen om de geestelijke ervaringen te begrijpen die hen inspireerden, in plaats van ons te richten op de letterlijke details.

Dit bericht is geplaatst in Jodendom. Bookmark de permalink.

Eén reactie op Voorbij het geloof in wonderen…

  1. Jan Luiten schreef:

    Tja, die evolutieleer is natuurlijk de grootst mogelijke onzin die er bestaat. Er is nog nooit waargenomen dat een nieuwe soort uit een oude is voortgekomen. Variaties binnen een soort zijn mogelijk door ingebouwde eigenschappen in het organisme, waarmee deze zich aanpast aan de omstandigheden.
    De evolutieleer geeft kan geen verklaring geven voor het ‘ik’, goed en kwaad en de kennisleer. Ook moet die evolutieleer b.v. uitleggen wat het verschil is tuss een steen en een levend organisme of hoe moleculen zijn uit te drukken in liefde. Dan kan zij niet. Een hopeloze theorie…..Als je alles onder de lat van de rede legt zijn er geen wonderen mogelijk. Maar zoals al gezegd, het domein van de rede is beperkt. Er zijn zake die daar bovenuit gaan.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *