De echte Jezus volgen – afstand doen van dogmatiek

Ik ben niet opgegroeid in een heel specifiek christelijk gezin, hoewel mijn moeder katholiek gedoopt was en mijn grootmoeder katholiek gedoopt was. Maar dat betekende niet dat er een oppositie, een vijandschap was tegen zaken die van religieuze aard waren. Mijn moeder had voldoende belangstelling voor de Bijbel om bijvoorbeeld op latere leeftijd, toen ik al lang uit huis uit was, nog Bijbelstudie te willen doen met Jehova’s getuigen. Hoewel dat niet tot het gewenste resultaat leidde, en mijn moeder nooit tot de groep van Jehova’s getuigen is toegetreden.

Ik heb de Bijbel leren kennen door een ontmoeting met een evangelist, een man die in een Bijbelkiosk zat, precies tegenover ons huis. Wij woonden toen in de Linnaeusstraat tegenover het Tropenmuseum en tussen het Tropenmuseum en mijn huis stond dus die Bijbelkiosk waar ik op een goede middag na school even langs ging om te kijken naar die wonderbaarlijke boeken die daar in de etalage stonden. Toen werd ik aangesproken door een man in de Bijbelkiosk en vanaf dat moment ging ik elke dag na schooltijd even bij hem langs en kreeg toen uitgebreid onderwijs van hem over het Nieuwe Testament.


De audio opname van deze blog:


De vraag “wie was Jezus”?, heb ik ooit een keer aan mijn moeder gesteld en mijn moeder die zei toen “Jezus is overal.” Een wonderlijk antwoord ,want ik vroeg wie Jezus was en het antwoord was “hij is overal.” Ik vond dat natuurlijk een bijzondere prestatie van deze Jezus maar ik begreep wel dat ze bedoelde dat Jezus een goddelijke figuur was of God zelf was.

Die vraag heeft me altijd beziggehouden voordat ik later ook wat studie deed met Jehovah’s Getuigen en door bleef gaan met de studie met de man in de Bijbelkiosk, Cor Post heette die, Opa Post zeiden sommigen, Broeder Post zei ik altijd en vandaar ben ik bij de Vergadering van Gelovigen beland want daar hoorde hij ook bij. Ik meende dus die vraag “wie is Jezus” uiteindelijk te kunnen beantwoorden en toch is die vraag belangrijker gebleken dan de antwoorden die ik kreeg.

Want op mijn zestiende heb ik de Vergadering van Gelovigen verlaten vooral vanwege enerzijds mijn toegenomen kennis van het Jodendom en anderzijds mijn toegenomen kennis van de filosoof Friedrich Nietzsche. Die beide natuurlijk een hele andere beantwoording hebben, een heel ander antwoord geven op de vraag wie Jezus is.

Voor mij was het duidelijk dat ik belijdenis moest doen en dat ik gedoopt moest worden en dat ik bij deze christelijke gemeenschap moest gaan horen en dat was in die begintijd de Vergadering van Gelovigen. Maar uiteindelijk waren Nietzsche en het Jodendom toch te sterk zodat ik op latere leeftijd toch ook weer de Vergadering verliet. Ik zei dat al, op mijn zestiende en toen ik na allerlei omzwervingen in Lelystad belandde en daar toch weer terug verlangde naar de Vergadering omdat ik toch ten diepste een religieus mens bleek te zijn en jazeker,  mijn oorspronkelijke belijdenis van Jezus toch wel van groot belang was.

Uiteindelijk ben ik predikant geworden, heb ik het evangeliën verkondigd, heb ik de beleidenis verdedigd maar steeds toch met die kriebel met die twee bronnen van verzet binnen mij. Aan de ene kant de filosofie te beginnen met Nietzsche maar ook later andere, ik studeerde ook filosofie. Aan de andere kant het Jodendom dat ik steeds beter leerde kennen en waarbij ik het gevoel kreeg dat het Jodendom Jezus helemaal niet nodig heeft en de vraag was dus of ik hem dan wel nodig had.

Dat werd zeker versterkt door de ontdekking dat in mijn voorgeslacht mijn voorvaderen ook in ieder geval een Joodse overgrootvader aanwezig was en heel waarschijnlijk ook een Joodse overgrootmoeder. Via de moederlijn, dat zou betekenen dat ik volledig Joods was. Zo heb ik mezelf ook gezien op een goed moment en heb ik jaren besteed om het Jodendom beter te leren kennen en ook in de praktijk te beoefenen in de hoop uiteindelijk als Jood in Nederland te kunnen gaan leven.

Het is een onderwerp voor een andere tijd om uit de doeken te doen wat daar allemaal mis ging en wat uiteindelijk dus niets heeft opgeleverd. Zo ben ik trouwens, met de zegen van een Joodse leraar in die tijd, echt deel geworden van een christelijke gemeenschap. Dat was eerst de Doopsgezinde gemeenschap waar ik predikant werd en later de Protestantse Kerk in Nederland zoals in Ter Apel enzovoorts. Dat is allemaal deel van de autobiografie die er nu niet zoveel toe doet.

Na mijn emeritaat zijn die filosofische vragen en de vergelijking met het Jodendom weer heel sterk bij mij geworden. De vraag wie is Jezus werd opnieuw urgent en toen is er voor mij toch uitgekomen dat ik niet langer accepteren kan wat in de kerkgeschiedenis feitelijk gebeurd is.

Die vraag wie is Jezus, die werd natuurlijk ook door zijn discipelen gesteld, werd ook door de critici van Jezus gesteld. Dus de vraag was, wie dachten zij dat hij was en ook in de primitieve kerk, de vroege kerk en zelfs in de tijd van de kerkvaders wordt die vraag gesteld. Wie is nou Jezus precies? Je kunt zeggen het heeft zo’n beetje vier eeuwen geduurd voordat Christenen de beste taal, de beste beelden, de beste categorieën hadden gevonden om uit te drukken wat en wie Jezus was. De vraag van Marcus 8 vers 29: “Wie zeggen jullie dat ik ben?”

Uiteindelijk is het oordeel van de kerk geweest dat Jezus was en is “God uit God, licht uit licht, geboren maar niet gemaakt, een van wezen met de Vader.” Zo staat het in de geloofsbelijdenis, het credo van Nicea. Maar de grote vraag werd: in welke mate heeft Jezus deze waardering van zichzelf gehad? Hebben de discipelen gedacht dat Jezus God was? Heeft Jezus gedacht dat hij God was? Heeft Jezus ooit expliciet gezegd dat hij God was?

Ik denk het antwoord is in al deze gevallen nee, de discipelen hebben het niet gedacht, Jezus zelf zegt het niet en volgens mij geloofde hij het ook niet. Jezus heeft gedacht dat hij een profeet was die aan het einde van de huidige boze eeuw stond en dat hij de toekomstige koning van Israël was in de komende wereld. Dus hij zag zichzelf hooguit als de Messias, maar hij keek  ook uit naar de komst van de zoon des mensen die de aarde zou oordelen en Gods goede koninkrijk zou binnenbrengen.

We hebben in een vorige blog gesproken over de rol van Marcus in dit verband die deze beide ideeën, Jezus als de Messias en de komst van de Zoon des Mensen, via Jesaja 53 op Jezus heeft toegepast. Zo krijg je een christologie van Jezus als de lijdende knecht uit Jesaja 53 die tegelijkertijd de beloofde Zoon des Mensen is van Daniël. Dit kan alleen als Jezus na zijn dood opstaat uit de doden en uiteindelijk zal terugkeren als de Zoon des Mensen.

Dat is een christologie, een gecompliceerde christologie die later pas ontstaan is. De identificatie van Jezus met God is eigenlijk laat, het is pas in het Johannesevangelie dat we dat vrij nadrukkelijk vinden. Johannes 8:58, 10:30, 14:9, 17:24 enzovoort. De goddelijke claims van Jezus, wanneer Jezus zegt dat hij God is, zijn niet historisch te noemen. De missie van Jezus, zijn proclamaties, zijn verkondiging van het evangelie, zijn helemaal niet gericht op zijn godheid. Ze hebben zelfs met zijn (vermeende) godheid helemaal niks te maken.

Dat Jezus meende dat hij door God gebruikt zou worden als een agent van Gods wil, een uitvoerder van Gods wil, dat staat buiten kijf. Ik denk dat hij geheel en al vanuit zijn menselijkheid, vanuit zijn Joods zijn, gemeend heeft dat wanneer hij zich geheel en al zou richten op de weg van de messias in deze wereld, dat God hem maken zou tot de Zoon des Mensen uit Daniël 7. Aan het kruis moest hij erkennen dat dat toch niet gebeurd was.

Zeker, Jezus spreekt met God op een hele onmiddellijke manier. Zeker, Jezus gelooft dat hij de weg van God in deze wereld als het ware belichaamt, een fraaie term in Johannes 1 lijkt het ook te benadrukken. Jezus als het vlees geworden Woord in de christelijke dogmatiek, maar misschien eigenlijk de belichaamde Tora in de oorspronkelijke zin van Johannes 1. De presentatie die Jezus van zichzelf heeft gegeven heeft wel deze enorme toewijding opgeleverd, maar heeft geen rechtstreekse bevestiging bevat van de zogenaamde Godheid van Jezus. Dat is althans de overtuiging waar ik nu op gekomen ben.

Dus, zou ik terug kunnen gaan in de tijd en zou mijn moeder tegen mij gezegd hebben “Jezus is overal.” Dan zou ik tegen haar gezegd hebben: “Nou ja, misschien die Jezus in wie jij gelooft, maar niet de werkelijke Jezus.” De werkelijke Jezus is een voortreffelijk mens die de Tora in zijn leven, in de diepte van de Tora, heeft vertegenwoordigd en heeft getoond. Zijn leven en sterven is aanleiding geweest tot het ontstaan van het Christendom. Maar de historische Jezus, de echte Jezus, de mens Jezus, is van veel groter belang dan wat de leerlingen er later van gemaakt hebben onder invloed van allerlei opvattingen van buiten het Jodendom, of van bepaalde marginale delen van het jodendom. Wat die leerlingen over hem gezegd hebben, dat zogenaamde apostolische getuigenis, is niet wat we als christenen te volgen hebben als we werkelijk Jezus willen volgen.

Dit bericht is geplaatst in Jodendom, Persoonlijk, polemiek. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *