De Evangelische verhoging van de mens Jesjoea van Nazareth

Is Jezus de “Zoon van God” of is hij “God, de Zoon”? Is hij goddelijk of menselijk of beide? Is hij het “menselijke gezicht van God” of de “God bewuste mens”?


Audio opname van deze tekst:


Door de eeuwen heen hebben christenen deze vragen op vele manieren beantwoord. Mijn eigen mening is dat iemand een christen is als de persoon en het leven van Jezus van Nazareth van groot belang zijn in iemands leven met God.

Of men nu een lage christologie van Jezus, de man met bijzondere eigenschappen, of een hoge christologie van Jezus als God die mens is geworden aanhangt, christenen richten zich altijd op degene die voor hen de belangrijkste figuur van de menselijke en goddelijke geschiedenis is.

Maar hoe dacht Jezus daar zelf over? We moeten de evangelieën raadplegen om te reconstrueren hoe Jezus over zichzelf dacht. We zien dan, bij voorbeeld in het evangelie van Marcus, dat er een verschil is tussen wat Jezus van zichzelf dacht en wat eerst de discipelen en vervolgens de schrijver van het evangelie over Hem opmerken.

In Marcus is Jezus Zoon van God, Mensenzoon en Messias. Maar, als we de laatste titel als eerste nemen, is hij niet de Messias die zijn volgelingen denken dat hij is. Wanneer Petrus deze titel gebruikt op de weg naar Caesarea Filippi (Marcus 8 vers 27 tot 38), corrigeert Jezus hem.

Wat zou Petrus met deze titel bedoeld kunnen hebben? Waarschijnlijk dacht hij aan de geïdealiseerde toekomstige koning, voorspeld door Jeremia en sommige latere schrijvers van Jesaja, die de troon van David bestijgt om in gerechtigheid over Israël en de wereld te heersen.

Jezus reageert streng op Petrus en corrigeert hem. Nee, ”Mensenzoon” is de titel die hij kiest, de apocalyptische rechter en verlosser die aan het einde der dagen met wolken uit de hemel zal komen (Daniël 7 vers 13 tot 14) en van God gezag zal krijgen. Heeft Jezus hier blijk gegeven van zijn overtuiging dat God hem in die positie zou gaan brengen? (Wat aan het kruis gebleken is niet waar te zijn.)

De Mensenzoon (waarover ook in Henoch wordt gesproken) is menselijk, maar meer dan menselijk. Jezus spreekt over hem in de derde persoon, maar Marcus is ervan overtuigd dat hij over zichzelf spreekt. Het belangrijkste is dat Marcus de verheven Mensenzoon identificeert met de nederige dienaar van God waarover in Jesaja 53 gesproken wordt en beide beelden op Jezus van toepassing laat zijn.

Wanneer deze twee beelden in één persoon verenigd worden, zou je kunnen zeggen dat de eerste christologie van de evangeliën geboren is. Joden hadden Israël of een vervolgde profeet uit het verleden (misschien Jeremia) geïdentificeerd als de dienaar. Maar Marcus’ ziet hem als het andere aspect van de Mensenzoon die zal lijden en sterven en dan in heerlijkheid zal terugkeren.

Voor Marcus is Zoon van God een veel minder verheven titel dan Zoon des mensen. Zoon van God betekende in de eerste plaats koning van Israël. Marcus beschouwt Jezus, net als David en zijn geslacht, als een geadopteerde zoon van God, gezalfd als koning door Johannes de Doper (Marcus 1 vers 9 tot 11) met de hemelse stem die de Tweede Psalm, de kroningshymne van de koningen van het oude Israël, herhaalt: ”Jij bent mijn [geadopteerde] zoon”.

Maar het moet opgemerkt worden dat voor Marcus, Zoon van God, in zijn heidense betekenis, een goddelijke man betekende die de macht had om wonderen te verrichten, demonen uit te drijven en zieken te genezen. Geen enkele Israëlitische koning had ooit zulke dingen gedaan.

Dit bericht is geplaatst in Bijbelstudie, Christologie. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *