Wie is toch de God van onze vaders? – De namen van God (1/30)

Ex. 3:13-15

“De God van uw vaderen heeft mij naar u toe gezonden.” Maar wie is Hij?

Het is blijkbaar niet genoeg om te zeggen dat “de God van onze vaderen” ons zal bevrijden. Dat ons voorgeslacht ergens in geloofde, brengt ons niet in een relatie met de God die zij kenden. Daarom moet er een nieuwe openbaring komen van de Naam, van Gods Persoon, voor deze generatie.

Dat veronderstelt wel dat die generatie een vraag stelt: “Wat is Zijn Naam?” Over Wie heb je het Mozes, wie is dan die God die bevrijden wil, tegen alle historische wetten en vanzelfsprekendheden in? Wie is Hij dan wel, dat Hij de ontembare dwang van de Farao breken kan?

De Naam is even krachtig als mystereus. Het lijkt er bijna op, dat het antwoord aan Mozes ontwijkend is. In een cultuur die gewend is vele namen te gebruiken, van Amon-Ra tot Osiris, zodat het karakter van een godheid nauwkeurig wordt vastgelegd, is deze Naam een niet-naam. “IK BEN DIE IK BEN”. Op de plaats in de zin waar de Naam moet staan, wordt het begin herhaald. “Wie ben jij? Ik ben wie ik ook maar ben. Hou maar op met vragen.” In de zin waarin naar die Naam wordt gevraagd – zodat deze god onderscheiden kan worden van al die andere, zodat Hij náást die andere goden zijn plaats krijgt, krijgt Mozes geen naam te horen.

Maar tegelijkertijd is dit een Naam die alle andere namen overtreft door de belofte die erin besloten ligt. Dit “zijn” van deze God is niet een onverschillig bestaan, maar juist een aanduiding van een onbegrijpelijke tegenwoordigheid binnen de geschiedenis. “Ik zal er voor jullie zijn, steeds zó, als ik er voor jullie zijn wil.” Hij is niet vast te leggen op een bepaalde eigenschap. Van deze God kun je en daarom mag je ook geen beeld maken. Deze God ontplooit een ontelbare veelheid van eigenschappen steeds zó als Zijn volk het nodig heeft. “Ik zal er voor je zijn, zoals ik er voor jou zijn zal. ”

Moet het als een “eigennaam” klinken, dan kan Mozes de korte formule gebruiken: JHWH, “Hij zal er zijn” betekent dat vermoedelijk, of: “Hij zal het doen zijn.” Dat is de God die hoog verheven boven alle goden van Egypte, Zich toch bemoeit met de geschiedenis van de kinderen van Abraham. Hij heeft Mozes gezonden, en in die zending ligt een raadsbesluit opgesloten: de Heere zal Zijn volk bevrijden uit Egypte. Hij doet het en Hij alleen. Mozes mag het aankondigen. De zogenaamde goden – letterlijk, die de naam van een god dragen – staan machteloos. In tien plagen wordt getoond hoe machteloos de Egyptische goden zijn over hun vermeende levensterrein. En wanneer zij zijn verslagen, is deze HEERE nog steeds God. “Dat is Zijn Naam voor eeuwig, dat is Zijn Naam die herinnerd, gevierd, vereerd moet worden, van de ene generatie op de andere. Zodat niemand meer vragen kan: wie is toch de God van onze vaderen?

Dit bericht is geplaatst in Bijbelstudie met de tags , , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *