Een van de moeilijkheden waar de evangelische theologie mee geconfronteerd wordt, is dat er een groot verschil lijkt te zijn tussen de leer van Paulus over de verzoening en Jezus’ leer, Jezus’ onderwijs hier op aarde. We vinden helemaal niet in de evangeliën dat Jezus het idee heeft onderwezen dat vergeving specifiek door zijn verzoenende dood zou komen, maar dat idee van een verzoening door substitutie is nou juist de kern van het evangelie van Paulus en in het algemeen van het vroege christendom.
Wat heeft Jezus dan wel geleerd met betrekking tot vergeving en verzoening? De evangelisten laten Johannes de Doper en Jezus zien als mensen die mede-Joden hebben opgeroepen tot bekering, tot teshuva, en dat betekent in de Joodse context van die tijd een terugkeer naar Gods geboden zoals geopenbaard in de Tora. We vinden dat ook in buitenbijbelse bronnen. Flavius Josephus beschrijft de boodschap van Johannes als gerechtigheid jegens de medemens en vroomheid tegenover God. Dat betekent eigenlijk dat de tien geboden als de kern van Gods Tora werden onderwezen door Johannes de Doper.
Ook Jezus wordt in het evangelie gepresenteerd als iemand die de grootste geboden, namelijk God liefhebben en de naaste liefhebben, aanhaalde en daarbij ook rechtstreeks naar de tien geboden verwees. Gehoorzaamheid en terugkeer naar Gods wil is het centrale punt in de prediking van Jezus.
Daar staat dan het evangelie van Paulus tegenover, die zijn evangelie het evangelie van God en het evangelie van Christus noemt. Maar het karakter van dat evangelie is niet gebaseerd op de verkondiging van de levende Jezus, maar op de dood van Jezus. Paulus baseert zijn hele evangelie op het idee van de offerdood van Jezus. In de terminologie van Paulus: “ook ons Pascha is geslacht,” zegt hij, God heeft Jezus tot zondoffer gemaakt. Paulus gebruikt heel vaak formules die de nadruk leggen op Jezus’ dood en opstanding.
Het concept van de dood van Christus als een verzoenend offer voor de zonde, als een boetedoening, als een vorm van verlossing, als Gods manier om de mensheid te verlossen, als het antwoord op de macht van de zonde en de dood, komt uitgebreid aan de orde in Paulus’ theologie. Paulus heeft daarvoor wel op een losse manier joodse bronnen gebruikt. Het idee van het offer zelf bijvoorbeeld, al moeten we toch de kanttekening maken dat Paulus dat anders interpreteert dan het vroege jodendom. Ook de figuur van Adam is hier van belang, Adam die de dood in de wereld brengt en dan Jezus als de tweede Adam die het eeuwige leven brengt.
Ook het idee van de akeda, het binden van Isaac, is van belang: Abraham die zijn zoon offert. Daarmee staat Abraham symbool voor God die Zijn eigen zoon offert voor de zonden. Op al deze manieren heeft Paulus wel de taal gebruikt en sommige symbolen van het jodendom. Het is zeker ook waar dat Paulus gebruik heeft gemaakt van de tradities rondom Jezus. Het is ook waar dat hij zelf meende dat er continuïteit was tussen de leer van Jezus en zijn eigen evangelie. Er zijn echo’s van het ethische onderwijs van Jezus in Paulus’ brieven, maar het centrale punt blijft toch de verzoenende dood van Christus.
Er zijn bij Paulus echo’s van de gelijkenissen te vinden en dan is er natuurlijk vooral ook de traditie van het laatste avondmaal. Voor Paulus zijn de woorden van Jezus, namelijk over zijn bloed dat een nieuw verbond tot stand brengt, van cruciaal belang. Die traditie van het laatste avondmaal houdt natuurlijk al verband met de theologie van Paulus over het offer en het nieuwe verbond, maar het is belangrijk om deze kanttekening te maken. Het lijkt zeker dat de avondmaalstraditie al is geschreven vanuit de theologische herinterpretatie en de liturgische praktijk van een latere tijd.
De woorden van Jezus over zijn bloed, over zijn dood die een nieuw verbond tot stand brengt, tonen wel aan dat Jezus zijn dood in verband heeft gebracht met een theologisch doel, precies dus dat nieuwe verbond. Maar dat was niet het thema dat Jezus zelf op grote schaal heeft onderwezen. Die dood werd ook door Jezus niet voorgesteld als het middel tot vergeving van zonden, alleen maar als de gebeurtenis waarmee de eschatologische tijd zou aanbreken en waarmee dus het nieuwe verbond zou beginnen, het nieuwe verbond vermoedelijk dat van Jeremia 31.
De nadruk die Jezus legt op de bekering, op de voorbereiding op de komst van het koninkrijk, enerzijds, en Paulus’ nadruk op de dood van Jezus en de rechtvaardiging door geloof in het offer van Jezus staan eigenlijk op gespannen voet met elkaar. De focus op de verzoening door de dood van Jezus hoort dus eerder bij de interpretatie van Jezus’ dood en opstanding binnen het vroege christendom en dan vooral ook bij Paulus. Maar er is geen rechtstreeks verband tussen datgene wat Jezus zelf geleerd heeft over zijn eigen dood of over de komst van het koninkrijk.
En dat betekent voor de evangelische theologie dat er geen fundament ligt onder Paulus leer van de bekering, de rechtvaardiging door geloof alleen. Jezus’ eigen leer staat daarmee eigenlijk op gespannen voet of misschien zelfs tegengesteld. Jezus heeft dus de theologische betekenis van zijn dood voorzien. Hij heeft dat gezien als het moment dat de eschatologische eindtijd zou aanbreken. Maar het concept van vergeving door het verzoenende offer van Jezus’ dood is een specifieke constructie van Paulus en behoort dus tot de kern van zijn evangelie, maar niet tot de kern van de verkondiging van Jezus zelf.
In het gesprek met Nicodemus gebruikt Jezus het beeld van de koperen slang uit Numeri 21, om daar naar op te zien, als beeld van zijn verhoging aan het kruis.
(in nummeri: voor vergeving van zonde en redding van de zelfs al ingetreden dood;
voor Nicodemus: om eeuwig leven te verkrijgen, maar impliciet – mogen we interpreteren, veronderstel ik – als weg tot vergeving van zonden en verzoening).
De koperen slang was rood (tegen de beten van de vurige slangen; rood bij het kruis zelfs als de kleur van het verzoenende bloed?)