Vervulling van de Thora – Robbert Veen

Het volgende is een samenvatting van een deel van mijn dissertatie, uitgegeven onder de titel: Fulfillment of the Law.

Robbert Veen onderzoekt de complexe relatie tussen Jezus en de Joodse Wet, waarbij hij de tegenstrijdige standpunten in het Nieuwe Testament analyseert. Hij betoogt dat Jezus de wet niet wilde afschaffen, maar eerder een radicale interpretatie ervan bood in plaats van een directe verwerping.

Veen begint met het identificeren van een schijnbare contradictie in de manier waarop Jezus’ relatie tot de wet wordt gepresenteerd. In het evangelie van Marcus lijken Jezus’ handelingen bepaalde Joodse wetten met betrekking tot voedsel, sabbatviering, tempelpraktijken en rituele offers te ondermijnen. Maar in Matteüs 5:17 verklaart Jezus expliciet dat hij niet gekomen is om de Wet en de Profeten af te schaffen, maar om ze te vervullen, waarbij hij een hogere rechtvaardigheid verwacht dan die van de Farizeeën. Traditionele christelijke interpretaties neigen vaak naar het idee dat Jezus de wet heeft opgeheven, terwijl sommige moderne geleerden, zoals Rudolf Bultmann, Jezus’ leer presenteren als een kritiek op Joodse wettelijkheid. Veen bestrijdt deze opvatting en stelt dat het problematisch is om Jezus een “wetvrije evangelieboodschap” toe te schrijven.

Een centraal element in zijn argumentatie is de interpretatie van de uitdrukking “de wet vervullen.” Volgens Veen betekent dit niet dat Jezus de wet heeft opgeheven, maar dat hij haar als norm voor gehoorzaamheid heeft gehandhaafd. Op basis van Hebreeuwse taalkundige parallellen suggereert hij dat “vervullen” betekent de diepere bedoeling van de wet erkennen, in plaats van simpelweg externe voorschriften naleven. Jezus’ gehoorzaamheid aan de Thora was niet gericht op star vasthouden aan traditie, maar op het demonstreren van haar ware betekenis met messiaanse autoriteit. Hoewel Jezus soms in botsing kwam met farizeïsche interpretaties van de wet, bleef zijn eerbied voor de Thora zelf intact.

Veen onderzoekt ook Jezus’ verhouding tot de Joodse wet en traditie en erkent dat Jezus de gangbare Joodse overtuiging deelde dat de Thora Gods wil openbaarde. Maar hij stelt dat Jezus’ leer werd gevormd door een unieke visie op God en de sociale spanningen van zijn tijd. In plaats van de Thora te beschouwen als een strikte verzameling regels, zag Jezus haar als een uitdrukking van Gods grenzeloze liefde voor de mensheid. Dit leidde hem ertoe om compassie en morele verantwoordelijkheid te benadrukken in plaats van starre naleving van wettelijke voorschriften.

Hoewel Jezus zeker bepaalde halachische interpretaties betwistte, beweert Veen dat zijn kritiek gericht was op specifieke toepassingen van de wet en niet op de wet zelf. Hij sluit aan bij geleerden zoals James Dunn, die stellen dat Jezus de halacha radicaal herinterpreteerde in plaats van haar af te schaffen. Dunn suggereert dat Jezus fundamentele aannames binnen de Joodse juridische traditie hervormde, terwijl hij haar kernwaarden behield. Daarnaast wijst Veen erop dat hoewel Jezus soms farizeïsche mondelinge tradities ter discussie stelde, er weinig bewijs is dat hij principieel tegen deze tradities was. In plaats daarvan was het de vroege kerk—geconfronteerd met theologische debatten en de opname van heidenen—die Jezus’ kritiek op bepaalde juridische elementen uitbreidde tot een bredere verwerping van de rabbijnse wet.

Een van de belangrijkste aspecten van Jezus’ benadering van de wet was zijn hermeneutisch principe, dat de morele en ethische fundamenten van de Thora benadrukte boven haar rituele voorschriften. Jezus handhaafde de intentie van de geschreven wet terwijl hij sommige halachische interpretaties betwistte. Zo herinterpreteerde hij bijvoorbeeld de sabbat en benadrukte hij dat het geoorloofd is om goed te doen op de sabbat, in plaats van strikt verboden handelingen te vermijden. Zijn nadruk op liefde—zowel voor God als voor de naaste—diende als de primaire lens waarmee hij juridische voorschriften interpreteerde.

Uiteindelijk leidt Veen’s analyse hem tot de conclusie dat Jezus de Thora niet verwierp, maar haar juist bevestigde in een radicaal herinterpreteerde vorm. Hij wijst op Matteüs en de brief van Jakobus als teksten die de voortdurende geldigheid van de Thora ondersteunen. In plaats van Jezus’ leer te zien als een afschaffing van de wet, interpreteert Veen haar als een ethische vervulling van de Thora, belichaamd in Jezus’ leven en onderwijs. De “hogere rechtvaardigheid” waartoe Jezus oproept, is geen afwijzing van de wet, maar een verdiept engagement met haar morele essentie.

Kort gezegd presenteert Robbert Veen Jezus als iemand die de Thora bevestigt, maar haar interpretatie transformeert, gedreven door zijn visie op Gods liefde en ethische verantwoordelijkheid. De voorstelling van Jezus als iemand die de wet in principe afwijst, stelt Veen, komt eerder voort uit de interpretatieve beslissingen van de vroege kerk, die Jezus’ leer aanpaste aan haar veranderende theologische en gemeenschappelijke behoeften. Naarmate het christendom zich steeds meer openstelde voor heidense bekeerlingen, veranderde de functie van de wet als sociaal en identiteitsmarkerend element, waardoor de bredere herinterpretatie van haar rol op gang kwam.

 

Dit bericht is geplaatst in Chr. Ethiek. Bookmark de permalink.

Eén reactie op Vervulling van de Thora – Robbert Veen

  1. B.Samtema schreef:

    Interessant
    Ik lees op dit moment Marquardt Christologie dl 2 p.238 ev die ongeveer hetzelfde schrijft.
    Jezus blijft volgens Tomson binnen Joodse traditie. Hij plaatst hem tussen Essenen en Farizeeen in.(als dit uit de hemel is) .
    Overigens moet ik Marquardt nog zorgvuldiger lezen. Dus correctie als t niet juist is.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *