Het verhaal van de Bijbel (1) – Don Carson en “The Gagging of God”

Don Carson, in zijn boek “The Gagging of God”, maakt een onderscheid tussen twee manieren om zoiets als een christelijke wereldbeschouwing op te bouwen. Vaak gebeurt dat met filosofische en systematische begrippen. Maar de bijbel, zegt Carson, vertelt een verhaal. En dat verhaal bepaalt ons begrip van het christelijk geloof. Voor christenen is het nodig om dat hele verhaal goed te kennen, zodat de hele Schrift en niet alleen maar geselecteerde passages ons denken en doen bepalen. “De fundamentele onwetendheid over de Schriften is zo verontrustend in onze tijd dat een christelijke prediking die niet probeert om dit gebrek te verhelpen eenvoudigweg onverantwoord is.”

In dit boek geeft Carson dan ook een overzicht van de belangrijkste wendingen in het Bijbelse verhaal. Het is interessant om de passages in zijn boek over dit thema – hoofdstuk vijf: wat God gezegd heeft, de openingszetten in de verhaallijn van de bijbel – te vergelijken met de serie video’s over dit thema, met de titel “The God Who is There”, die te vinden zijn op YouTube.

De hele serie is te vinden op DEZE LINK

Hoofdstuk vijf bespreekt dus de openingszetten: schepping, menselijke verantwoordelijkheid, zonde en het karakter van God. Hoofdstuk zes bespreekt dan belangrijke momenten in het verhaal van het Nieuwe Testament: de zending van Jezus, de komst van de Heilige Geest en de betekenis van het boek Openbaring. Hoofdstuk zeven trekt conclusies uit deze gegevens vooral in een kritische beschouwing van het moderne pluralisme, dat door Carson wordt gezien, naast het filosofisch naturalisme, als een belangrijke oorzaak van het verlies van vertrouwen in het gezag van de Bijbel.

De principiële vraag die aan dit alles voorafgaat, namelijk de vraag of God gesproken heeft en of aan de openbaring die is vastgelegd in de Bijbel gezag toekomt, is het onderwerp van hoofdstuk vier.

In deze en de volgende bijdragen wil ik weergeven hoe Carson spreekt over de openingszetten in het Bijbelse verhaal. Het gaat mij in eerste instantie om de thema’s van de schepping, het karakter van God en de zonde.


1. De schepping is de eerste stap in het Bijbelse verhaal


Om te beginnen is het nodig om iets te zeggen over de verhouding van wetenschap en theologie. Carson doet dat uitgebreid, maar ik beperk mij tot een opmerking die hij maakt vanuit het perspectief van de Bijbelse theologie. (p. 201) Er kan op drie manieren naar het universum worden gekeken, zegt Carson. We kunnen verschil maken tussen een open universum, een gesloten universum, en een gecontroleerd universum. Een open universum is het wereldbeeld van het animisme waarin de geesten de meeste dingen controleren en waarin wetenschap onmogelijk is. Alles wat er gebeurt is onvoorspelbaar en willekeurig. In een gesloten universum kan alles worden verklaard door oorzaak en gevolg, en beide zijn puur stoffelijk. Wetenschap is mogelijk; God is uitgesloten. Zo vind je dat bijvoorbeeld in het deïsme. God heeft het universum een begin gegeven en vastgelegd hoe het werken moet, maar daarna heeft Hij zich teruggetrokken. Dat maakt wetenschap mogelijk zonder de noodzaak om naar God te verwijzen.

De Bijbel leert daarentegen een gecontroleerd universum. God is niet alleen maar de schepper zoals in het deïsme, maar ook de Heerser en Onderhouder van het heelal. Wetenschap is mogelijk omdat de schepping een bepaalde orde vertoont. Maar de schepper is niet gebonden aan wat Hij geschapen heeft. Wonderen zijn dus mogelijk omdat God de vrijheid heeft om anders te handelen dan de wetten in het universum voorschrijven. Het Oude Testament begrijpt heel goed hoe de cyclus van het water werkt. Het systeem van verdamping en neerslag is niet onbekend. Toch is er een voorkeur in de bijbel om niet te zeggen “het regent” maar in plaats daarvan te zeggen: “God zendt de regen.” Volgens zijn perfect in staat zichzelf te voeden, en Jezus weet dat, maar Hij geeft er de voorkeur aan om te zeggen dat Zijn hemelse Vader hen voedt – Mattheus 6:26. De schrijvers van de bijbel waren in staat om de natuurlijke orde van de dingen waar te nemen en er “fenomenologisch aan) over te spreken. Dat wil zeggen dat zij in staat waren om de wereld te beschrijven zoals hij aan hen binnen de ervaring verscheen. Maar tegelijkertijd konden zij net zo makkelijk Gods voorzienige hand achter die natuurlijke orde waarnemen.


2. Het karakter van de schepping als beginpunt van het Bijbelse verhaal


In de eerste plaats is er een bijzondere verhouding tussen God en het universum, op grond van het simpele gegeven dat de schepper zelf geen schepsel is. Er is een fundamenteel verschil tussen schepper en schepsel. In de Bijbel wordt dat nadrukkelijk gesteld overal waar we lezen dat de wereld geschapen is door Zijn Woord. Het universum bestaat dus niet noodzakelijk en is geen onvermijdelijk voortbrengsel uit Gods wezen, geen emanatie. Evenmin komt het voort uit een of andere willekeur of ongeluk. Als de schepping tot stand komt door Gods Woord is zij een bewuste en rationele daad, zoals een woord dat wij spreken ook een bewuste en rationele daad inhoud.

In de tweede plaats is de schepper van het universum noodzakelijk de God van alle mensen die heerst over alle dingen. Hij is niet gebonden aan een bepaalde tijd, plaats of volk. (Hij is daarom ook geen uitdrukking voor een gezamenlijk streven van de mens – Goethe – of van de geestelijke vermogens van de mens die zich in de geschiedenis ontplooien – Hegel.)

In de derde plaats worden we er steeds aan herinnerd dat de schepping van God goed, zelfs zeer goed was. Daarmee wordt het fundamentele dualisme van geest en materie weerlegd. Deze goede schepping is het podium voor wat nu vervolgens misgaat in het Bijbelse verhaal, en uiteindelijk uitloopt in de persoon van de Verlosser die deze goedheid weer hersteld. Uiteindelijk zal het verhaal van de Bijbel spreken over een herschepping, namelijk een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

In de vierde plaats geeft het verslag van de schepping ook de fundering van bepaalde structuren in het menselijk leven. De zevende dag van de schepping verwijst naar de rust van God en is tevens het fundament van de wet van de sabbat. Zo legt het ook de bijzondere relatie vast tussen man en vrouw. Daarom kan gezegd worden dat: “schepping is de gegeven en geordende totaliteit die de veronderstelling is van het historische bestaan.” De orde van de schepping is datgene dat in de geschiedenis niet aan het toeval wordt overgelaten en niet kan worden genegeerd.


3. De plaats van de mens binnen de schepping


Aan het begin van het Bijbelse verhaal, zegt Carson, wordt nadrukkelijk gezegd dat de mens gemaakt is in het beeld en naar de gelijkenis van God. Carson verbindt daaraan zes consequenties, waarvan ik er vier hier schetsen wil:

a. De mens verschilt fundamenteel van de rest van de schepping.


De uitdrukking beeld van God geeft ons geen exacte informatie. In ieder geval betekent de uitdrukking dat wij als menselijke wezens fundamenteel verschillen van de rest van de schepping. Nu zijn we daar zeker ook wel deel van, en daarom zijn we ook fundamenteel anders dan God. Maar alleen de mens is geschapen naar Gods gelijkenis. De God van de Bijbel is dus ook een persoonlijk wezen die persoonlijke relaties onderhoudt met de personen die Hij geschapen heeft. Op grond daarvan komt aan de mens een hoge waardigheid toe. We zijn morele wezens met speciale voorrechten en verantwoordelijkheden; er is een groot vermogen om God intiem te kennen; er is een diep verlangen om in de vorm van kunst, architectuur, poëzie, filosofie, wetenschap en technologie een cultuur te scheppen. En tenslotte hebben wij een waarachtig vermogen om in persoonlijke relaties te treden met andere personen. Dat maakt het ondenkbaar dat wij onszelf zouden zien als onbehaarde apen met een hersencapaciteit die maar een beetje groter is dan die van de andere primaten.

b. De waardigheid van de mens berust op de betekenis van wat we zijn (onze natuur en onze functie) en wat wij doen (de betekenis van onze daden en woorden en gedachten en relaties).


Als de mens geschapen is in het beeld van God, is egoïsme en zelfzuchtigheit het fundamentele probleem na de zondeval. Oorlog, gaat, slavernij, begeerte en valse religie zijn onafscheidelijk met het fundamentele egocentrisme van de mens. Wij zien onszelf als het centrum van het universum. Meestal wordt ook in de menselijke religies de betekenis van God bepaalt door de relatie die wij zien tussen Hem en mij of mijn bijzondere groep. Pas in de 20e eeuw is dit egocentrisme tot deugd verheven. Tegelijkertijd is het egocentrisme uitgemond in een klagelijk zelfmedelijden. Er is een catastrofaal verlies van zelfrespect. Het verlies van identiteit mondt uit in zinloosheid en zelfs in wanhoop.
Vanuit de bijbel gezien is dat een ironische ontwikkeling. De nadruk op het belang van jezelf, leidt juist tot een chaos waarin je jezelf verliest. Zelfverloochening en een onderwerping aan de wegen van God zijn de weg naar een zinvol leven waarin onze diepste verlangens worden vervuld. Als de Prediker zijn leven vult met bouwprojecten, muziek, seks, werk, genot, studie, dan is uiteindelijk zijn conclusie – het zou de tekst op de grafsteen van het wereldlijk humanisme kunnen zijn – Zinloos! Zinloos! Alles is zinloos! (Prediker 1:2)

c. De menselijke verantwoordelijkheid tegenover de Schepper is de basis van het Bijbelse verhaal, van de betekenis van al onze daden en uiteindelijk ook van onze identiteit.


In de filosofie is het vooral Nietzsche die zich tegen deze opvatting heeft verzet. Het opgeven van de gedachte aan God was voor hem een daad van bevrijding. Is de zogenaamde “dood van God” werkelijk een overwinning van de menselijke geest? Tegenover de arrogantie van het idee van de “Übermensch” staat de eenvoudige vaststelling dat ieder mens uiteindelijk sterven zal. Een waarheid die in de moderne tijd zowel kan leiden tot een wanhopige en grimmige aanvaarding of in vormen van New Age-denken met sentimenten wordt bestreden. (Met verhalen over uittredingen uit het lichaam, reïncarnatie-geschiedenissen, het optreden van spiritistische mediums die een kanaal zijn voor bovenaardse boodschappen en andere vormen van mystiek.)
De echte reden om God te vervangen door een overdreven beeld van mijn eigen belang, is het feit dat daardoor mijn plicht om mij tegenover God te verantwoorden wordt weggenomen. Onze idolen zijn veilig, voorspelbaar en te controleren. Uiteindelijk hoeven mensen dus alleen maar met zichzelf rekening te houden. Dat blijkt ook in dat wonderlijke kenmerk van de moderne cultuur, waarin wij onszelf voortdurend als slachtoffer beschouwen. In plaats van te zoeken naar een Verlosser zoeken wij alleen nog maar naar een Zondebok. Daarmee wordt het appel van het evangelie verzwakt. Want als hij niet kan worden verweten wat ik doe, dan heeft het Kruis van Christus voor mij ook geen enkele betekenis. Slachtoffers hebben geen God nodig, maar alleen een sympathieke therapeut of een bekwame advocaat. (Dat zijn de twee manieren waarop de moderne religie van de mens in de samenleving wordt benaderd: de therapeut die het afwijkende weer normaliseert, en de advocaat die het leven benaderd in termen van schade en schadevergoeding. In beide gevallen gaat het om het herstel van het zelfbeeld.)
Het Bijbelse beeld is totaal anders. De waarheid dat God de schepper is en wilde dat alle dingen zouden bestaan, is een waarheid die onze verantwoordelijkheid vastlegt. We zijn geen robots en we zijn niet volledig autonoom. Wij zijn niet alleen door God geschapen, maar ook voor Hem geschapen. De onwil om onze afhankelijkheid tegenover God te bevestigen en het doel van ons bestaan te aanvaarden zoals Hij dat heeft vastgesteld is samen de grootste rebellie tegen God. Daarom is het eerste gebod God lief te hebben met hart en ziel en verstand en vermogen. Dit is dus de waarheid van het menselijke bestaan: wij zijn bestemd om “eenmaal te sterven, en daarna het oordeel” (Heb. 9:27).

d. Mensen zijn rusteloos als ze de waarheid ontkennen dat zij naar het beeld van God geschapen zijn; waarachtige kennis van de levende God is mogelijk omdat wij geschapen zijn naar Zijn beeld.


Een aanhanger van het filosofisch materialisme heeft het niet makkelijk om de kracht van de religie over de hele wereld te verklaren er is een wanhopige behoefte van menselijke wezens om zichzelf te zien als meer dan een collectie van atomen. Er is een menselijke drijfveer om iets te aanbidden dat boven hem uitgaat. Nu is in het christelijk denken de veelheid van de religies een gevolg van de Zondeval. Maar de behoefte om een religie te hebben is ook al moeilijk te verklaren. Vanuit materialistische principes ligt het voor de hand om te denken, dat menselijke wezens kalm en sereen hun dood zouden accepteren, en geen enkel verlangen zouden hebben om met iets in contact te komen dat aan het materiële voorbijgaat. Hoe is het denkbaar dat mensen zo ongeneeslijk religieus zijn?
Het Bijbelse antwoord is dat wij geschapen zijn in Gods beeld. Dat beeld en de daarmee verbonden vermogens is nu verstoord geraakt. Maar in de diepte van ons wezen hebben wij een groot verlangen naar het herstel daarvan, terwijl we maar nauwelijks beseffen wat het betekent. Vandaar de veelheid van religieuze pijnbestrijders en slaapmiddelen.

De Bijbel schetst regelmatig de door God bedoelde intieme geestelijke gemeenschap tussen Hem en de mens. De Here God ontmoet Adam en Eva dagelijks in de koelte van de dag. God zou zichzelf bekend maken aan het uitverkoren volk. Het doel van de Exodus is dat God te midden van Zijn volk zou wandelen en hun God zou zijn. Het doel van het Nieuwe Verbond is een nog intiemere relatie tussen God en het volk, namelijk dat Zijn wet geschreven zou zijn op hun geest en hart. De culminatie van het Bijbelse verhaal is een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waarin “God zelf zal bij hen zijn en hun God zijn” (Op. 21:3). God kan door de mens worden gekend, omdat Zijn openbaring van Zichzelf begrijpelijk is voor zijn schepselen. Onze kennis van God mag dan wel beperkt zijn, maar ze is desalniettemin authentiek en echt omdat ze verbonden is met deze goddelijke openbaring. Het feit dat wij geschapen zijn in het beeld van God is het fundament van de gedachte dat Gods Woord kan worden begrepen door schepselen die Zijn beeld dragen.

(Wordt vervolgd)

Dit bericht is geplaatst in Bijbelse Theologie, BIJBELSTUDIE. Bookmark de permalink.

2 reacties op Het verhaal van de Bijbel (1) – Don Carson en “The Gagging of God”

  1. Robbert Veen schreef:
      God wordt de mond gesnoerd! zou ook nog kunnen, of God wordt gemuilkorfd! Het is volgens mij een zaak van toerusting van de hele gemeente dat iedereen dit gehele verhaal begrijpt en kan doorgeven.
  2. Piet van Weenen schreef:
      “We beletten God het spreken”, zo vertaal ik de titel voor mezelf, omdat we voorrang geven aan ons eigen spreken. Alleen maar niet luisteren, is nog tot daaraan toe, maar dat doen omdat we onze eigen woorden voorrang geven, daarmee sturen we onszelf wel het bos in. Terug naar luisteren; de goede “Zender” opzetten in de veelheid van zenders die ons proberen te bereiken.
      Ik kijk uit naar volgende afleveringen. Het is nodig om als gemeente van jezus Christus het evangelie te kunnen doorgeven; het is nodig om op de weg te blijven waarop God ons leiden wil.

Laat een antwoord achter aan Piet van Weenen Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *