Het grootste deel van het religieuze besef van het klassieke Israël wordt niet door de geschiedenis (door belangrijke gebeurtenissen) maar door de Tabernakel – het mobiele heiligdom – en de Tempel bepaald.
Het besef van Gods aanwezigheid in het heden was van veel groter belang dan alleen de herinnering aan Gods grote daden. In een soms innige verbinding met de Torah en het koningschap speelt het priesterschap van Israël (dat zelf een koninklijk priesterschap is volgens Ex 19) en de tempeldienst in Israël een cruciale rol. Die verbanden worden af en toe ook heel duidelijk gemaakt. Bij de verbondssluiting op de Sinaï zien we de rol van de offers:
Vervolgens nam hij het boek van het verbond en las dit aan het volk voor, en zij zeiden: ‘Alles wat de HEER gezegd heeft zullen we ter harte nemen.’ Toen nam Mozes het bloed en besprenkelde daarmee het volk. ‘Met dit bloed, ‘zei hij, ‘wordt het verbond bekrachtigd dat de HEER met u heeft gesloten door u al deze geboden te geven.’ (Ex 24:7, 8)
Dat er ook een verband is tussen koningschap en Tempel wordt duidelijk bij de inwijding van de Tempel door koning Salomo:
Met alle Israëlieten droeg de koning offers op aan de HEER. Om de tempel in te wijden bracht hij met de Israëlieten een vredeoffer aan de HEER, waarvoor tweeëntwintigduizend runderen en honderdtwintigduizend schapen en geiten werden geslacht. De koning wijdde die dag het midden van het voorplein van de tempel van de HEER, zodat de offers daar konden worden opgedragen, want het bronzen altaar was te klein voor alle brandoffers, graanoffers en het vet van de geslachte dieren. (1Sa 8:62-64)
Een groot deel van de tekst van het OT is om die reden aan de eredienst gewijd. Denk maar aan de Psalmen die tijdens de offerdiensten en grote feestdagen werden gezongen of de beschrijvingen van de offers in het boek Leviticus. Ook de kritiek van de profeten op de eredienst bevestigt nog haar grote waarde omdat zij er niet op aandrongen dat de dienst werd afgeschaft, maar dat ze gepaard ging met sociale gerechtigheid. Naast de Torah en het Koningschap is de Tempel de derde pilaar van het openbare en godsdienstige leven van Israël. Israël is boven alles een gemeenschap waarin aanbidding en verering van de HEER hun plaats krijgen.
Torah, koning en Tempel
De betekenis van de Tempel is gebaseerd op een notie die we door het hele OT heen kunnen terugvinden, dat de HEER daadwerkelijk een presentie temidden van zijn volk heeft. In de woorden van de OT-icus Walter Brueggeman:
“Men is het echter eens over een primaire claim, nl. dat de cultus (eredienst) met zijn vele vormen van expressie, de werkelijke tegenwoordigheid van de HEER toegankelijk maakt.”
In de eredienst vindt een ontmoeting plaats tussen de mens en Gods persoon, karakter, wil en doel. De teksten in de Torah die over de eredienst gaan, willen die ontmoeting met de levende HEER mogelijk maken.
We weten dat de Torah en de koning als middel optraden om de afstand van de HEER tot zijn volk te overbruggen. De Torah was er vooral om Israël te behoeden voor de afgoderij. Vooral in de dubbele praktijk van de liefde tot God en de liefde tot de naaste, in ruimere zin in een praktijk van vrede en gerechtigheid, krijgt dat zijn uitwerking in de realiteit. Zo wordt uitsluitend de wil van de Schepper gedaan en krijgen de inhumane afgoden geen greep op de mens.
Daarnaast komt uit de geschiedenis nog een tweede middelaar tussen God en mens naar voren. De koning was de zichtbare representant van de verhouding tussen God en zijn volk en deze had uiteindelijk tot doel om de heerschappij van de Torah te beschermen. Het sociale bestaan van Israël moest zich voegen in de contouren van het verbond tussen de HEER en Israël. De koning was een “mediator” tussen beide.
De Tempeldienst is naast de bovenstaande twee factoren de meest intensieve vorm waarin Israël tot het volk van God kon worden. Zonder de cultus was het ondenkbaar dat de samenleving in Israël ook daadwerkelijk een (min of meer familiale) gemeenschap zou kunnen zijn.
- Hier konden de gezamenlijke behoeften en zorgen worden uitgesproken; hier, in de eredienst, kon men zijn gemeenschappelijke geloof belijden en hoop voor de toekomst levend houden.
- Hier kon men zien en beleven dat de HEER van de Torah die de koning van alle koningen was ook daadwerkelijk te midden van zijn uitverkoren volk wilde wonen.
Toch wordt in het moderne christendom aan deze tradities rondom tempel en tabernakel meestal maar weinig aandacht besteed. In bepaalde richtingen in het christendom – zoals in de Broederbeweging of in de Evangelikale stromingen – is dat overigens wel anders. Met name in het Rooms-Katholicisme is veel overgebleven van deze aandacht voor de presentie van God in de eredienst. Op dat punt zijn de meeste protestanten met hun nadruk op de woordverkondiging het met de Rooms-Katholieke kerk grondig oneens.