IN DEN BEGINNE SCHIEP G-D.
Rabbi Yitzchak zei: De Tora, die het boek der wetten is, had moeten beginnen met het vers: Deze maand zal u de eerste der maanden zijn, Exodus 12:2. wat het eerste gebod is dat aan Israël gegeven is.
Het is waar dat het boek Genesis drie geboden bevat (1:28; 17:10; 32:33), maar na de Openbaring op de Sinaï werden deze wetten verplicht aan Israël. Vandaar dat het vers deze maand, enz. “het eerste gebod is, dat aan Israël” als volk gegeven is.
1
Wat is dan de reden dat het begint met de schepping? Indien de volkeren der wereld tot Israël zouden zeggen: “Gij zijt rovers, omdat gij u het land der zeven volkeren van Kanaän hebt toegeëigend”, dan zouden zij [Israël] hun kunnen antwoorden: “De gehele wereld behoort aan de Heilige, gezegend zij Hij. Hij gaf haar aan wie Hij wilde, en volgens Zijn wil nam Hij haar van hen en gaf haar aan ons.”
Dit is een homiletische uiteenzetting Gevonden in Tanchuma (Buber), Bereshith 11. zoals geciteerd door Rabbi Shlomo [Rashi] in zijn commentaren.
Men kan tegenwerpen dat het inderdaad zeer noodzakelijk was om de Tora te beginnen met het hoofdstuk In den beginne schiep G-d, want dit is de wortel van het geloof, en wie hier niet in gelooft en denkt dat de wereld eeuwig was, verloochent het essentiële principe van de [Joodse] religie en heeft helemaal geen Tora.
Iemand die denkt dat de wereld eeuwig is, kan niet in wonderen geloven, want als G-d de wereld niet geschapen heeft, kan Hij haar onmogelijk veranderen. Ramban legt op vele plaatsen uit (b.v., zie verder, 17:1; 46:15) dat alle Goddelijke beloften betreffende de zegeningen of vermaningen die zullen volgen op onze naleving of veronachtzaming van de Torah wonderbaarlijk van aard zijn van “onzichtbare wonderen.” Iemand die gelooft dat de wereld eeuwig is, heeft dus “helemaal geen Tora.”
Het antwoord is dat het scheppingsproces een diep mysterie is dat niet begrepen kan worden uit de verzen, en het kan niet echt gekend worden behalve door de traditie die teruggaat tot Mozes, onze leraar, die het ontving uit de mond van de Almachtige, en zij die het weten zijn verplicht het te verbergen. Chagigah 11 b: “Het scheppingsproces mag niet worden uiteengezet voor twee.” Het is om deze reden dat Rabbi Jitschak zei dat het niet nodig was dat de Tora begon met het hoofdstuk In den beginne schiep G-d en de vertelling van wat er op de eerste dag geschapen werd, wat er op de tweede en andere dagen gedaan werd, evenals een uitgebreid verslag van de schepping van Adam en Eva, hun zonde en straf, en het verhaal van de Hof van Eden en de verdrijving van Adam daaruit, omdat dit alles niet volledig begrepen kan worden uit de verzen. Het is des te onnodiger dat het verhaal van de geslachten van de zondvloed en van de verstrooiing in de Tora wordt geschreven, want er is geen grote behoefte aan deze verhalen, en voor mensen die in de Tora geloven, zou het volstaan zonder deze verzen. Zij zouden geloven in de algemene verklaring die hun in de Tien Geboden wordt vermeld: Want in zes dagen heeft de Eeuwige de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en hij rustte op de zevende dag, Exodus 20:11. en de kennis van het scheppingsproces zou bij de mensen blijven als een traditie van Mozes, die de wet op de Sinaï ontving samen met de Mondelinge Tora.
2
Rabbi Jitschak gaf er vervolgens een reden voor. De Tora begon met het hoofdstuk In den beginne schiep G-d en verhaalde het hele onderwerp van de schepping tot aan de schepping van de mens, hoe Hij [G-d] hem heerschappij verleende over de werken van zijn handen, en dat Hij alle dingen onder zijn voeten legde; en hoe de Tuin van Eden, de meest uitgelezen van de plaatsen die in deze wereld geschapen zijn, tot zijn verblijfplaats werd gemaakt, totdat zijn zonde zijn verdrijving daaruit veroorzaakte; En hoe de mensen van het geslacht van de zondvloed wegens hun zonden geheel en al uit de wereld werden verdreven, en hoe de enige rechtvaardige onder hen – hij [Noach] en zijn kinderen – werd gered; en hoe de zonde van hun nakomelingen er de oorzaak van was, dat zij verstrooid werden over verschillende plaatsen en verspreid werden over verschillende landen, en hoe zij zich daarna plaatsen naar hun geslachten toe-eigenden, in hun natiën, Genesis 10: 5. zoals het toeval het toeliet. Als dat zo is, dan is het juist dat wanneer een volk blijft zondigen, het zijn plaats verliest en dat een ander volk komt om zijn land te erven, want dat is vanaf het begin de regel van G-d geweest in de wereld. Dit geldt des te meer voor wat in de Schrift staat, namelijk dat Kanaän vervloekt werd en voor eeuwig als knecht verkocht werd. Genesis 9:25. Het zou daarom niet juist zijn dat hij de meest uitgelezen plaatsen van de beschaafde wereld zou erven. In plaats daarvan zouden de dienaren van G-d – het zaad van Zijn geliefde, Abraham het moeten erven, zie Jesaja 41:8. – het moeten erven, zoals er geschreven staat: En Hij gaf hun de landen der volken, en zij namen de arbeid der volken in bezit, opdat zij Zijn inzettingen zouden onderhouden en Zijn wetten in acht nemen. Psalm 105:44-45. Dat wil zeggen, Hij verdreef hen die tegen Hem rebelleerden, en vestigde zich daarin voor hen die Hem dienden, zodat zij weten dat zij door Hem te dienen het land zullen erven, terwijl als zij tegen Hem zondigen, het land hen zal uitbraken, net zoals het de natie vóór hen uitbraakte.
3
De uitleg die ik heb geschreven wordt verduidelijkt door de woorden van de Wijzen in Bereshith Rabbah, waarin zij als volgt zeggen: 1:3. “Rabbi Jehosjoea, van de stad Siknin, in de naam van Rabbi Levi opende [zijn verhandeling over dit hoofdstuk van de Schepping met het vers]: Hij heeft Zijn volk de kracht van Zijn werken verklaard.Waarom heeft de Heilige, gezegend zij Hij, aan Israël geopenbaard wat er op de eerste dag geschapen was en wat er op de tweede dag geschapen was? Het is vanwege de zeven volken die het land Kanaän bewoonden, opdat zij Israël niet zouden beschimpen en tegen hen zouden zeggen: Zijn jullie niet een volk van rovers? Israël kon hun dan antwoorden: “En gij, is het geen buit in uw handen? Hebben de Caphtorim, die uit Caphtor voortkwamen, hen niet vernietigd en in hun plaats gewoond? Deuteronomium 2:23. De wereld en de volheid daarvan behoort aan de Heilige, gezegend zij Hij. Toen Hij het wilde, gaf Hij het u, en toen Hij het wilde, nam Hij het van u en gaf het aan ons. Dit is wat de Schrift zegt: Om hun de erfenis der volken te geven. Psalm 111:6. Hij heeft aan Zijn volk de kracht van Zijn werken verklaard om hun de erfenis der natiën te geven. Daarom vertelde Hij hun het verslag van de schepping.”
4
Er is nog een andere bron voor het onderwerp dat ik heb genoemd: de mysteriën in het proces van de schepping. Het is wat onze Rabbijnen van gezegende herinnering hebben gezegd: “Hij heeft Zijn volk de kracht van Zijn werken verklaard. “Het is onmogelijk om de kracht van het scheppingsproces aan een sterfelijk wezen te verklaren. Daarom heeft de Schrift de zaak gesloten: In den beginne schiep G-d.” Aldus is verduidelijkt wat wij over dit onderwerp hebben gezegd.
IN DEN BEGINNE SCHIEP G-D. Rashi schreef: “Dit vers roept om opheldering, De moeilijkheden in het vers zijn: (a) Het woord bereshith (in den beginne) komt in de hele Bijbel voor in een constructievorm zoals: In het begin van de regering van Jehoiakim (Jeremia 27:1). Maar hier kan het niet in een constructievorm zijn, omdat zo’n vorm alleen gebruikt kan worden in verband met een zelfstandig naamwoord, en het woord bara (Hij schiep) is een werkwoord. (b) Nogmaals, het kan niet gezegd worden dat beresjiet hier werkelijk in een constructvorm staat en dat een ontbrekend zelfstandig naamwoord geïmpliceerd is, waardoor de zin van het vers, “in het begin van alles schiep G-d…,” want als dat zo is, doet zich de volgende moeilijkheid voor: omdat de Schrift, volgens deze interpretatie, ons de volgorde wil vertellen waarin de dingen geschapen werden, waarom zegt zij dan in vers 2 En de geest van G-d zweefde over het gezicht van de wateren, terwijl zij ons nog niet verteld heeft wanneer het water geschapen werd? Vandaar dat Rashi zich wendt tot een Midrasjische interpretatie waarin het woord reshith een andere naam is voor de Tora en Israël. Het woord beresjiet staat dus niet in een samengestelde vorm, maar staat op zichzelf, en de betekenis die wordt overgebracht is: “Ter wille van dat wat resjiet is [Tora en Israël] schiep G-d.” zoals onze Rabbijnen het hebben uitgelegd: Beresjiet Rabbah 1:6 “Ter wille van Tora die reshith wordt genoemd, zoals er gezegd is: De Eeuwige heeft mij gemaakt als ‘reshith’ (het begin) van Zijn weg, en ter wille van Israël dat reshith wordt genoemd, zoals er gezegd is: Israël is het geheiligde deel van de Eeuwige, de ‘reshith’ (eerstelingen) van Zijn vermeerdering. ” Jeremia 2:3.
Deze Midrasj van onze Rabbijnen is zeer verborgen en geheim, want er zijn veel dingen die de Rabbijnen hebben gevonden die reshith worden genoemd en waarover zij Midrasjische interpretaties geven, en zij die tekort schieten in geloof, tellen hun veelheid. Bijvoorbeeld, zij [de Rabbijnen] hebben gezegd: Beresjiet Rabbah 1:6. “Voor de verdienste verkregen door [het vervullen van de geboden verbonden met] drie dingen is de wereld geschapen: voor de verdienste van het Deegoffer, voor de verdienste van de Tienden en voor de verdienste van de Eerstelingen. In den beginne schiep G-d. Reshith betekent zeker het Deeg-offer, zoals er gezegd is: Het eerste van uw deeg. Numeri 15:20. Reshith betekent zeker de Tienden, zoals er gezegd wordt: Het eerste van uw koren. Deuteronomium 18:4. Reshith betekent zeker de eerstelingen, zoals er gezegd wordt: De eerstelingen van uw land. “ Exodus 23:19.
5
De Rabbijnen hebben verder gezegd: Bereshith Rabbah 1:6. “Voor de verdienste die Mozes verworven heeft [is de wereld geschapen], zoals er gezegd wordt: En hij koos een eerste deel voor zichzelf. “ Deuteronomium 33:21. Verwijzing is hier naar Mozes die het gebied van de koningen Sihon en Og innam, omdat hij wist dat zijn graf daarin zou komen te liggen. (Zie Rashi, ibid.) Het was dus ter wille van deze verdienstelijke persoon, van wie reshith werd gezegd, dat de wereld werd geschapen.
Hun bedoeling in de bovenstaande teksten is als volgt: het woord beresjiet zinspeelt op de schepping van de wereld door Tien Emanaties, en zinspeelt in het bijzonder op de emanatie die Wijsheid heet, en waarin het fundament van alles is, zoals er staat: De Eeuwige heeft de aarde door wijsheid gegrondvest. Proverbs 3:19. Dit is het Hef-offer [waarnaar in de hierboven genoemde Midrasj wordt verwezen], en het is heilig; het heeft geen precieze maat, 29 Op grond van de Tora heeft het Hef-offer dat aan de priester wordt gegeven geen vaste maat; de eigenaar mag naar eigen goeddunken geven. “Zelfs één korrel bevrijdt de hele hoop” (Kiddoesjin 58 b). Zo is ook onze voorstelling van de Goddelijke wijsheid oneindig klein in verhouding tot haar ware reikwijdte, wat aangeeft hoe weinig begrip de geschapen wezens ervan hebben. Zoals een man tien maten telt – dit zinspeelt op de Tien Emanaties – en één maat van de tien apart zet als een Tiende, zo overdenken de wijzen de tiende Emanatie en spreken erover. Het Deegoffer, dat het enige gebod is dat op het deeg betrekking heeft, zinspeelt hierop. Nu is Israël, dat zoals gezegd reshith wordt genoemd, “de gemeente van Israël”, die in het Hooglied wordt vergeleken met een bruid en die de Schrift op haar beurt “dochter”, “zuster” en “moeder” noemt. De Rabbijnen hebben dit reeds tot uitdrukking gebracht in een homiletische uitlegging van het vers: Op de kroon waarmee zijn moeder hem gekroond heeft, Hooglied 3:11. en op andere plaatsen. Zo ook het vers betreffende Mozes, En hij koos een eerste deel voor zichzelf, dat zij [de Rabbijnen in de bovenstaande Midrasj] zo interpreteren dat Mozes onze leraar [de Godheid] aanschouwde door een helder speculum, zo staat duidelijk in Yebamoth 49b. en hij zag dat wat reshith (het eerste) genoemd wordt voor zichzelf, en daarom verdiende hij de Tora.
Al de bovenstaande Midrasjiem hebben dus één betekenis. Nu is het onmogelijk om deze uitleg uitvoerig schriftelijk te bespreken, en zelfs een toespeling is gevaarlijk, omdat mensen er gedachten over zouden kunnen hebben die niet waar zijn. Maar ik heb dit [d.w.z. de bovenstaande korte uitleg] vermeld om de monden te sluiten van hen die tekort schieten in geloof en van weinig wijsheid zijn, die spotten met de woorden van onze Rabbijnen.
6
IN HET BEGIN. Rashi schreef: “Als je het [het woord beresjiet] in overeenstemming met zijn gewone betekenis wilt uitleggen, leg het dan zo uit: aan het begin van de schepping van de hemel en de aarde, en de aarde was vormloos en ledig en er was duisternis, zei de Heilige, gezegend zij Hij: Laat er licht zijn.” Als dat zo is, leidt de hele tekst naar de schepping van licht.
Rabbi Abraham ibn Ezra legde het op identieke wijze uit. Hij stelde echter vast dat de letter vav in het woord veha’aretz (en de aarde) niet şerveert [als verbindingsletter zoals hij normaal doet en wat “en,” zou betekenen, maar hij dient eerder als het woord “wanneer.”] Er zijn veel van dergelijke voorbeelden in de Schrift. De betekenis dan volgens Rabbi Abraham zou zijn: aan het begin van de schepping van hemel en droog land, was er geen bewoonbare plaats op aarde; in plaats daarvan was het ongevormd en ledig en bedekt met water, en G-d zei: Laat er licht zijn. Volgens de mening van Abraham ibn Ezra werd alleen het licht Volgens Rashi in Vers 6 (ook 2:4) werd de zon enz. ook op de eerste dag geschapen. werd op de eerste dag geschapen.
De moeilijkheid die Rabbi Shlomo [Rashi] had en die hem tot de bovenstaande interpretatie bracht, is, zoals hij zei: Want als de Schrift de volgorde wilde onderwijzen waarin de scheppingsdaden plaatsvonden, dan had zij barishonah moeten schrijven [in plaats van bereshith], want overal waar het woord reshith in de Schrift voorkomt, is het in de constructietoestand. Maar er is het vers: Het einde verklarend ‘mereshith’ [vanaf het begin]. En als men het wil verbinden met het ontbrekende woord davar [ding – waardoor het vers dus luidt: “Het einde van een ding verklarend vanaf het begin van een ding”-] ook hier zou het verbonden kunnen worden met een ontbrekend woord. Dus lezend: Beresjiet kol, (In het begin van alles [schiep G-d]). Er is ook het vers: En hij koos ‘reshith’ (een eerste deel) voor zichzelf. Deuteronomium 33:21. Verwijzing is hier naar Mozes die het gebied van de koningen Sihon en Og innam, omdat hij wist dat zijn graf daarin zou zijn. (Zie Rashi, ibid.) Het was dus ter wille van deze verdienstelijke persoon, van wie reshith werd gezegd, dat de wereld werd geschapen. [Ook hier wordt het woord reshith niet in de constructstaat gebruikt] En Rashi bracht andere bezwaren naar voren.
7
Luister nu naar de juiste en duidelijke uitleg van het vers in zijn eenvoud. De Heilige, gezegend zij Hij, schiep alle dingen uit absolute onbestaanbaarheid. Nu hebben we geen andere uitdrukking in de heilige taal voor het voortbrengen van iets uit niets dan het woord bara (geschapen). Alles wat onder de zon of daarboven bestaat, werd in het begin niet uit onbestaanbaarheid geschapen. In plaats daarvan bracht Hij uit het totale en absolute niets een zeer dunne substantie voort, verstoken van lichamelijkheid, maar met een kracht van potentie, geschikt om vorm aan te nemen en om van potentialiteit over te gaan in realiteit. Dit was de primaire materie die door G-d geschapen werd; het wordt door de Grieken hyly (materie) genoemd. Na de hyly schiep Hij niets meer, maar Hij vormde en maakte er dingen mee, en uit deze hyly bracht Hij alles tot bestaan en bekleedde de vormen en bracht ze in een voltooide toestand.
Weet, dat de hemelen en al wat daarin is, uit één substantie bestaan, en de aarde en al wat daarin is, uit één substantie bestaan. De Heilige, gezegend zij Hij, schiep deze twee substanties uit het niets; Dat is ook de theorie van Rambam: “Alle dingen op aarde hebben één gemeenschappelijke substantie; de hemelen en de dingen die zich daarin bevinden hebben één substantie die verschilt van de eerste” (Moreh Nebuchim II, 26). zij alleen werden geschapen, en al het andere werd uit hen opgebouwd.
Deze substantie, die de Grieken hylè noemden, wordt in de heilige taal tohu genoemd, het woord is afgeleid van de uitdrukking van de Wijzen: Kiddushin 40b. “betohei (wanneer de goddeloze aan zichzelf denkt) van zijn daden in het verleden”. Als iemand er een naam voor wil bedenken [deze oerstof], kan hij zich bedenken, van gedachten veranderen en het een andere naam geven, omdat het geen vorm heeft aangenomen waaraan de naam zou moeten worden verbonden. De vorm die deze substantie uiteindelijk aanneemt wordt in de heilige taal bohu genoemd, wat een samengesteld woord is dat is samengesteld uit de twee woorden bo hu (daarin is [substantie]). Dit kan vergeleken worden met het vers: Gij zijt niet in staat ‘asohu’ (om het uit te voeren), Exodus 18:18 in welk geval het woord asohu een vav en een aleph mist [en een samenstelling is van de twee woorden] aso hu. Dit is het waarvan de Schrift zegt: En hij zal er de lijn van ‘tohu‘ (verwarring) over spannen en de stenen van ‘bohu.’ Jesaja 34:11. “De stenen,” die vormen in het gebouw zijn (zoals later door Ramban wordt uitgelegd), vormen dus substantie zoals in het Hebreeuwse bohu wordt uitgedrukt. [De tohu in het Hebreeuws of hylè in het Grieks] is de lijn waarmee de vakman het plan van zijn bouwwerk afbakent en datgene wat hij hoopt te maken. Dit is afgeleid van de uitdrukking: Kavei (Hoop) tot G-d. Psalm 27:14. De stenen zijn vormen in het gebouw. Zo staat er ook geschreven: Zij worden door Hem als niets en ‘tohu’ beschouwd,’ Jesaja 40:17. Want tohu komt na niets en er is nog niets in.
8
Zo hebben de Rabbijnen ook gezegd in Sefer Yetzirah: 2:6. Sefer Yetzirah (Boek van de Schepping) is een van de vroegste Hebreeuwse boeken van de Kabbalatraditie. Enkele van de diepzinnigste mystieke commentaren zijn op dit boek geschreven. “Hij schiep substantie uit tohu, en maakte dat wat niets was tot iets.”
Verder hebben zij gezegd in de Midrasj van Rabbi Nechunya ben Hakanah: Ook Sefer Habahir (Boek van het Heldere Licht) genoemd. Ook dit boek is een klassieker in de mystieke leringen van de Kabala. Het is geschreven in de stijl en op de manier van de Midrashim. “Rabbi Berachyah zei: ‘Wat is de betekenis van het vers: En de aarde was ’tohu’ (zonder vorm) ‘vavohu’ (en nietig)? Wat is de betekenis van het woord “was?” Het was al tohu geweest. En wat is tohu? Het is een ding dat mensen verbaast. Toen werd het veranderd in bohu. En wat is bohu? Het is een ding dat substantie heeft, zoals er geschreven staat, [bohu is een samenstelling van de twee woorden] ‘bo hu’ (daarin is substantie).””
9
EN ‘ELOKIM’ (G-D) ZEI. Het woord Elokiem betekent “de Meester van alle krachten,” want de wortel van het woord is e-il, dat kracht betekent, en het woord Elokiem is een samenstelling bestaande uit de woorden e-il heim, alsof het woord e-il in de status constructus staat, en heim, [letterlijk] “zij,” zinspeelt op alle andere krachten. Elokim betekent dus “de Kracht van alle krachten.” In verband hiermee zal nog een geheim worden onthuld. Zie Ramban, Exodus 20:3.
Als dat zo is, is de eenvoudige juiste uitleg van het vers als volgt: In het begin Ramban geeft daarmee aan dat hij van mening is dat het woord beresjiet niet in een construct staat. Dit is in strijd met Rashi, zoals hierboven uitgelegd. schiep God de hemelen, betekent dat Hij hun materie uit het niets voortbracht; en de aarde betekent dat Hij haar materie uit het niets voortbracht. En de aarde, omvat alle vier de elementen, Vuur, wind, water, en aarde. [niet alleen het land] zoals in het vers: En de hemel en de aarde waren voltooid, Genesis 2:1. dat de gehele lagere sfeer omvat, en in Looft de Eeuwige uit de aarde, gij zeemonsters, en alle diepten, Psalm 148:7. en zoals in vele andere verzen. Met deze schepping nu, die was als een zeer klein punt zonder substantie, werd alles in de hemelen en op de aarde geschapen. Het woord eth -[eth hashamayim ve’eth ha’aretz] – is als “de essentie van een ding.” De Wijzen hebben het altijd uiteengezet als dienend om te omvatten, Pesachiem 22b. aangezien het is afgeleid van de uitdrukking: De morgen ‘atha’ (komt), en ook de nacht. Jesaja 21:12. En zo zeiden onze Rabbijnen: Beresjiet Rabbah 1:19. “‘Eth hashamayim (de hemelen)’ – eth omvat de zon, maan, sterren en sterrenbeelden. ‘Ve’eth ha’aretz (en de aarde)’ – ve’eth omvat de bomen, kruiden, en de Tuin van Eden.” Deze omvatten alle geschapen dingen die lichamelijk zijn.
Na gezegd te hebben dat G-d eerst met één gebod de hemelen en de aarde en al hun heerscharen schiep, keert de Schrift terug en legt uit dat de aarde na deze schepping tohu was, dat wil zeggen, materie zonder substantie. Zij werd bohu toen Hij haar bekleedde met vorm. Vervolgens legt het [de Schrift] uit dat in deze vorm de vorm van de vier elementen was inbegrepen: vuur, water, aarde en lucht. Het woord ha’aretz (de aarde) omvat deze vier elementen. In dit vers wordt het element vuur “duisternis” genoemd…
En duisternis was op het gezicht van de diepte. Zo ook uitgelegd in de Moreh Nebuchim, II:30: “Met Choshech wordt het element vuur bedoeld, niets anders. De redenering van Ramban op dit punt is ook daar te vinden.
…omdat het element vuur donker is. Als het rood was, zou het voor ons de nacht rood kleuren. Het element water waarmee het stof gekneed werd, wordt hier “diepte” genoemd. ” Dit is de reden waarom de wateren van de oceanen “de diepten” worden genoemd, zoals er geschreven staat: De diepten bedekken hen; Exodus 15:15. De diepten waren gestold; Ibid. , 8. De diepte was om mij heen; Jonah 2:6. De bodem van de oceaan wordt ook aangeduid als “diep”. En Hij bestrafte de Rode Zee, en zij werd opgedroogd, en Hij leidde hen door de diepte, als een woestijn; P almen 106:9. Hij leidde hen door de diepte, als een paard in de woestijn; Jesaja 63:13. En het element lucht wordt hier “geest” genoemd. “En de geest van G-d zweefde over het aangezicht der wateren.
Nu is het reeds bekend dat de vier elementen de gehele ruimte met materie vullen. “Deze sfeer is in zijn totaliteit samengesteld uit de hemelse bollen, de vier elementen en hun combinaties; er is daarin geen enkel vacuüm, maar de gehele ruimte is gevuld met materie.” (Guide of the Perplexed, Friedlander’s vertaling, I, 72.) Dat wat stilstaat is de sfeer van de aarde. De wateren omgeven de aarde, de lucht omgeeft de wateren, en het vuur omgeeft de lucht. Zo staat er in de Schrift dat de aarde vorm aannam, en het vuur daarboven omhulde de vermengde wateren en stof, en de wind blies en steeg op in de duisternis en zweefde over de wateren.
10
Het komt mij voor dat dit [oer]punt, [dat G-d schiep uit het absolute nihil], dat vorm aannam en bohu werd, is wat de Wijzen noemen: Yoma 54b. Deze “fundamentrots” is de steen waarop de Ark van het Verbond rustte in het Heilige der Heiligen in Koning Salomo’s Tempel. “‘De rots der fundering’ waarop de wereld is gegrondvest.”
De strekking van de verzen is dus: In den beginne schiep G-d de hemelen uit het niets, en Hij schiep de aarde uit het niets. De aarde, toen zij geschapen werd, was tohu en daarna werd zij bohu, en daarin waren “duisternis” [d.w.z. vuur, zoals hierboven uitgelegd], water, stof en de wind die op het water blies. Zo werd alles geschapen en gemaakt. De reden waarom ruach (wind) is verbonden aan de naam van G-d [zoals er staat, en de geest van God] is dat het het minst wezenlijke is van alle elementen… Hoewel vuur dunner is dan wind, aangezien het element vuur in het vers wordt gezinspeeld met het woord “duisternis,” zoals hierboven uitgelegd, zou het niet passend zijn om het te verbinden aan de naam van G-d. (Bachya). …en is boven hen, zwevend over het gezicht van de wateren alleen op bevel van de Heilige, gezegend zij Hij.
11
Als u informatie zoekt over de schepping van de onstoffelijke engelen, zult u dit niet in de Tora uitgelegd vinden. De Wijzen echter hebben over hen verklaard, dat zij op de tweede dag geschapen zijn, zodat gij niet moet zeggen, dat zij bij de schepping der wereld hebben geholpen. Beresjiet Rabbah 3:11. Maar als je het geheim van het woord bereshith wilt verdienen en begrijpen en waarom de Schrift niet begint met te zeggen: “G-d schiep in het begin,” dan zul je weten dat, in de weg van de waarheid,de Schrift vertelt over de lagere scheppingen en zinspeelt op de hogere en dat het woord bereshith heimelijk verwijst naar de Emanatie die Wijsheid wordt genoemd, die het hoofd is van alle begin, zoals ik heb vermeld. Daarom vertaalde men beresjiet in de Jeruzalemse Targum met “in wijsheid”, en wordt het woord in de Tora versierd met een kroon op de letter beth. De versiering op de top van de letter beth zinspeelt op de Kether (Kroon) daarboven, waaruit alle emanaties voortkomen. Het wordt ook aangeduid als Ein Sof (het Oneindige).