Preek voor derde Advent: Verheugt U!

Zusters en broeders, gemeente van Christus.

We hebben vandaag gezang 126 gezongen. Het enige lied dat ik ken dat zonder enige aanpassing door Johannes de Doper gezongen had kunnen worden. Er is iets bijzonders aan dit lied. In het eerste vers lezen we de woorden: ons heil, ons eigen leven vraagt toegang tot ons hart. De 17e-eeuwse dichter Valentin Thilo wilde het verband leggen tussen de kosmische, historische betekenis van de komst van Christus, de gevolgen daarvan voor de samenleving enerzijds, en het hart, het innerlijke van het geloof anderzijds.

Daarom spreekt hij in het tweede vers over het ontmoeten van de heer, en in het derde vers over een hart dat wacht in ootmoed. Dat was een bekend 17e-eeuws beeld: het hart van een mens werd vergeleken met een kribbe. Zoals Christus eerst in de kribbe moest komen, zo moest hij ook in ons hart worden ontvangen. Daarnaar verwijst nog het derde vers: in hem wil woning maken, het heil, de zoon van God.

De commissie die het liedboek samenstelde vond dat dit gevoelige gedoe met het derde vers wel genoeg was en liet het vierde vers weg. Dat luidde als volgt:

O Jezus, maak mij arme

in deze heilige tijd

uit goedheid en erbarmen

zelf voor uw heil bereid.

Laat dit bestaan uw stal,

dit hart uw kribbe wezen

Op dat nu en nadezen

ik u lof zingen zal.

Dit verband tussen ons persoonlijke leven en geloof aan de ene kant, en de wereld historische strekking van het evangelie aan de andere kant zijn naar mijn gevoel in dit vers juist prachtig samengebracht. Ze horen ook samen. In onze prediking mogen we dat niet scheiden van elkaar. Alsof er een officiële, politieke lezing van het evangelie bestaat, en daarnaast ons persoonlijke geloof maar zo’n beetje zijn eigen gang moet gaan.

Daarom is het zo mooi om te mogen spreken over de vreugde van het evangelie want uiteindelijk kan ik mij alleen verheugen in iets wat mij persoonlijk nabij komt. Alleen wat mij persoonlijk  raakt en aangaat kan een bron van vreugde vormen. Die beide kanten van het evangelie zullen we vandaag proberen te ontdekken.

1. De objectieve kant van het evangelie

Het is een voorrecht om te mogen spreken over de vreugde van het evangelie. De boodschap van de verlossing en bevrijding die we door Christus hebben ontvangen, moet ons als vanzelf in een feeststemming brengen.

Maar is dat wel de logische volgorde? Eerst de gebeurtenis, de daad van de bevrijding, en dan ook meteen het feest. Maar in zekere zin vieren wij met Kerstmis een voorbarig feest. De bevrijding, dat weten we met een diepe zekerheid vanuit ons dagelijkse leven, is nog lang geen realiteit. De bevrijder wordt in deze wereld niet gezien en niet gehoord. Machthebbers en geweldenaars handelen in het verborgene. De herders van het volk werken in hun eigenbelang. Zoals Wim Kan ooit zei, de herders nemen de kudde te grazen. Het is duidelijk: er is nog lang geen sprake van bevrijding.

Dat is niet alleen iets van onze tijd. Er staat hier een man in een landschap dat het strijdtoneel is geweest van oorlogen die minstens al 2000 jaar zijn gevoerd. Zijn volk heeft geloofd dat de schepper van de wereld een bevrijder was. Het heeft geloofd in een missie, in de zegen van Abraham die door zijn kinderen heen zou groot worden tot het alle volkeren zou omvatten. Dat volk leeft nu in een bezet land onder een militaire dictatuur en is hopeloos verdeeld rondom politieke en religieuze strijdvragen.

Sommigen hebben het opgegeven, zijn de woestijn ingetrokken en hopen dat hun God door een catastrofe de wereld vernieuwen zal. Anderen hebben zich fanatiek toegelegd op de kleine lettertjes van het contract met deze God, en willen tot in het kleinste detail een eigen zuiverheid en daarmee hun bevrijding veiligstellen. Weer anderen hebben gemene zaak gesloten met de cultuur en de politiek van de bezetter, ze noemen zich realisten, want zolang God niet ingrijpt heeft de keizer gelijk. En dan zijn er de massa’s, die aan hun eigen lot worden overgelaten, die door alle andere partijen als uitschot worden gezien. Ze zijn sceptisch geworden of zelfs cynisch. Ze lopen niet meer zo makkelijk achter leraren aan. De massa’s van Israël schikken zich noodgedwongen in hun lot, en geloven niet meer in betere tijden.

Midden in die wereld staat deze man ook nog eens alleen al heeft hij 30 misschien 40 leerlingen. Een klein klasje van studenten die naar zijn woorden willen luisteren.

Deze man mag dan klein en onaanzienlijk zijn, betekenisloos in zijn wereld, door niemand van rang of stand wordt hij geacht of geloofd, maar het besef van zijn missie maakt hem groot. Met volle zekerheid en met nederigheid kan hij jou zeggen dat hij door de schepper van hemel en aarde gezonden is. Hij heeft een missie te midden van het verdeelde volk, dat vernederd wordt onder de Romeinse soldatenlaars. En die missie houdt niet in dat hij moet bijdragen aan het politieke debat van zijn tijd, iets moet toevoegen aan al dat geïnteresseerden praten waar anderen zich mee bezighouden. Zijn zending is beperkter en groter tegelijk. Het enige wat hij kan is getuigenis afleggen van het woord dat God gesproken heeft. Zoals hij het zelf zegt, want degene die God gezonden heeft, die spreekt de woorden van God, want God geeft aan hem de geest niet met mate.

Het woord dat Johannes moest brengen klinkt als de laatste diagnose, als de laatste profetische vaststelling van wat dit volk is op dit moment in de geschiedenis.

De blijde boodschap die Johannes verkondigt bestaat uit twee delen.

In de eerste plaats: het Koninkrijk van God is nabij, het is dichterbij dan ooit en het is zo dichtbij dat het zijn invloed al uitgeoefend heeft. Daarom moet Israël die weg maken voor de Heer, een rechte weg, omdat het niet passend is dat de Heer die koning is over kronkelwegen zijn volk moet bereiken. En degene die hier komt, is God zelf  en Hij komt om het koningschap over de wereld uit te oefenen. En daarvoor moet je worden voorbereid, alle compromissen met de wereld, al het wanhopige realisme waarmee mensen zich schikken in het kwade moet worden weggedaan. Er is een grote reiniging noodzakelijk. En het symbool van die vernieuwende reiniging en die zuiverende vernieuwing is de doop. Johannes doopt in de omgeving van Sichem in Samaria, terwijl Jezus doopte in Judea. Johannes dus in de marge van Israël en Jezus in het centrum.

2. De persoonlijke kant van het evangelie: Jezus kennen

Maar Johannes heeft nog een tweede boodschap voor het volk. Hij begrijpt zijn eigen zending als een voorbereiding op degene die na hem komt. En hij heeft hem herkend in zijn tijdgenoot Jezus. Zo wordt Johannes een getuige; de laatste profeet in Israël die de diagnose van het volk heeft uitgesproken, wijst nu op de heelmeester.

En dat is de basis van zijn blijdschap. Nee, de wereld is nog niet bevrijd, nee, de zegen van Abraham heeft de volkeren nog niet bereikt. Nee, de machthebbers en geweldenaars van deze wereld hebben zich niet vernieuwd, zijn niet tot bekering gekomen. Maar de bruidegom, de koning, de Messias is wel verschenen. Alle voorwaarden zijn vervuld. Er gebeurt nu iets met een onvoorstelbaar belang en gewicht. De tijd waarin Johannes leeft is de tijd waarin de definitieve beslissing valt er voor de ogen van het geloof al zichtbaar wordt. Daarom kan Johannes zeggen: daarom is mijn blijdschap nu tot vervulling gekomen. Er was al blijdschap in de boodschap die hij moest doorgeven, de heer komt, het Koninkrijk is nabij, maak je zelf zuiver in de voorbereiding op die komst. Maar nu is die blijdschap vervuld: het Koninkrijk is al aangebroken want de koning is gekomen.

Is dat niet een prachtig voorbeeld van geloof. Johannes heeft hem ontmoet. Hij heeft de Heilige Geest op Jezus zien neerdalen. Hij heeft de hemel zien opengaan en Gods stem gehoord. Hij weet nu dat deze Jezus  de Christus is. God staat op punt de wereld te veranderen.

Maar het is ook een persoonlijke blijdschap. Met heel zijn wezen heeft hij hiernaar uitgekeken. Hij voelt zich als de vriend van de bruidegom, degene die alles meemaakt en meebeleeft bij de bruiloft. Hij arrangeert alles, vervult de wensen van bruid en bruidegom, beschermt de rust van het echtelijke bed tegen al te enthousiaste vrienden van het bruidspaar. Hij deelt persoonlijk in die vreugde. En dat moet ook symbolisch worden verstaan. Jezus is de bruidegom, en Israel is de bruid.

Maar is die missie van Johannes niet precies onze missie? En is zijn vreugde niet onze vreugde? Midden in een onverloste wereld zingen wij over de komst van de Koning die door God is gezonden. Wij vragen Hem om alvast woning te maken in ons hart, omdat hij nergens anders nog terecht kan.

Ach, ons hart, ons leven, het is eigenlijk Hem niet waardig, niet groot en sterk genoeg, niet passend voor een koning. Maar op een andere manier kan Hij en wil Hij nu niet aanwezig zijn. In een kribbe, in het leven van u en mij, wil Christus een plaats maken voor zichzelf, zodat hij al te midden van ons is. Het koninkrijk van God is binnen in u – zo vertaalde Luther terecht. Het is innerlijk in u. Ook of vooral in de vreugde die wij voelen over de komst van Gods zoon in deze wereld.

Hem zij de eer en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen.

Dit bericht is geplaatst in Algemeen, PREKEN. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *