Pinchas Seïr: is de Torah niet langer van belang?

(door Pinchas Seïr – Israel Bible Center)

Het is niet ongewoon om mensen te horen zeggen dat Hebreeën leert dat de Mozaïsche geboden zwak en nutteloos zijn, en dat Jezus een beter verbond in werking stelde dat de oude wetten van Mozes verving. Maar is dit de ware boodschap van Hebreeën? Een nadere beschouwing van de brief onthult dat de schrijver niet de hele Torah afwijst in het licht van Jesjoea; in plaats daarvan laat Hebreeën zien hoe Jezus in de plaats komt van de priesterlijke offers die niet langer konden worden gebracht na de verwoesting van de Tweede Tempel.

Het is waar dat Hebreeën een “verandering” in de Wet van Mozes vermeldt: “Want wanneer het priesterschap wordt veranderd, vindt er noodzakelijkerwijs ook een verandering van wet plaats…. Want aan de ene kant is er een terzijdestelling van een vroeger gebod vanwege zijn zwakheid en nutteloosheid. (want de wet heeft niets volmaakt), en anderzijds is er het binnenbrengen van een betere hoop, waardoor wij tot God naderen.” (Hebreeën 7:12, 18-19 NASB)

Deze verzen worden vaak gebruikt om aan te tonen dat de Wet als iets achterhaalds terzijde werd geschoven. Het is eenvoudig, zeggen sommigen: Jesjoea is een nieuwe priester die de Wet verandert! Maar we moeten de context verduidelijken waarin onze auteur verwijst naar de geboden. Hier is een hint… Hebreeën heeft een aantal zeer specifieke priesterlijke geboden in gedachten. Als we deze cruciale context missen of negeren, zijn we er zeker van dat we de betekenis van de schrijver verkeerd begrijpen. De bovenstaande passage van Hebreeën bespreekt niet de geldigheid of het nut van de Torah in het algemeen. Deze verzen zijn alleen geïnteresseerd in de rol van de Messias in relatie tot het levitische priesterschap.

Een blik op de bredere context is nuttig. Hebreeën 4 spreekt over het binnengaan in Gods verbondsrust, Gods eindtijd Shabbat, de aanwezigheid van de Heer. Hoofdstuk 5 beweert dat Jesjoea een superieure Hogepriester is vergeleken met de aardse priesters, en hoofdstuk 6 vergelijkt Jezus met de koninklijke priester Melchizedek. Tenslotte wordt in hoofdstuk 7 benadrukt hoe de Melchizedek tradities zich verhouden tot de leringen over de Messias. Hebreeën 4-7 handelt dus niet over de gehele Wet van Mozes, noch wordt er een dichotomie tussen Jezus en de Torah opgezet. Deze hoofdstukken zijn veeleer gericht op een discussie over het priesterschap, dat slechts één onderdeel vormt van de Wet van Mozes.

De rest van Hebreeën belicht ook concepten als priesterschap en offers. Hoofdstuk 8 verkent de facetten van Jezus’ priesterschap en het Nieuwe Verbond. Hebreeën 9 en 10 verkondigen de superioriteit van het Nieuwe Verbond en schetsen de voordelen van Jesjoea’s offer van zijn eigen lichaam. Al deze priesterlijke besprekingen stellen de geldigheid van de Torah niet in twijfel maar benadrukken eerder Jesjoea’s unieke rol als eeuwige hogepriester.

Dus hier zijn de vragen die lezers moeten stellen: “Welke wet wordt veranderd in Hebreeën 7:12?” en “Welke geboden zijn zwak in Hebreeën 8:18?” Zeker niet allemaal! In plaats daarvan houdt de schrijver van Hebreeën zich bezig met hoe Jezus zich verhoudt tot de geboden voor Israëls priesters. Wanneer Hebreeën zegt dat Jezus een vroeger gebod “opzij zette” (ἀθέτησις; atheteisis) (7:18) dan heeft het gebod betrekking op de priesterdienst. Hebreeën vermeldt de “zwakheid” of het “gebrek aan volmaaktheid” (ἀσθενής, astheneis) in deze geboden omdat de menselijke priesters menselijk zijn en daarom onvolmaakt (zie Heb 10:1).

Bovendien is het waarschijnlijk dat Hebreeën werd geschreven na de verwoesting van de Tweede Tempel in 70 CE, waardoor de offers niet langer mogelijk waren. Daarom biedt onze briefschrijver de lezers een manier om een voortdurende verzoening na de aardse tempel te verzekeren: als verheven hemelse hogepriester offerde Jezus zichzelf als een “eens voor altijd” offer voor de zonde (vgl. Heb 7:27; 9:26; 10:10). Op deze manier handhaaft Jezus in feite de geboden over offers en verzoening die aan de Levieten waren gegeven; hoewel de beëindiging van het priesterschap na 70 de zwakheid en broosheid ervan manifesteerde, versterkt en verlengt Jesjoea de levensduur van het offersysteem.

Hebreeën wijst de Torah niet af als verouderd of nutteloos, maar het richt zich wel tot een wereld zonder gebruikelijke offers en laat zien hoe Jezus dient als een eeuwige hogepriester in de hemel die verzoening doet voor alle tijden.

Dit bericht is geplaatst in Bijbelse Theologie. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *