Paulus’ oppositie tegen de gerechtigheid van de Torah?

Het omstreden vers vinden we in de brief aan de Romeinen.

Rom. 3:21 “Nu is echter buiten de wet om gerechtigheid van God openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen.”

Hier zijn enkele belangrijke punten om te overwegen van de klassieke Protestantse interpretatie bij het analyseren van deze vers:

1. Context: Het boek Romeinen is een van de meest diepgaande theologische werken in het Nieuwe Testament.

2. In de voorafgaande hoofdstukken heeft Paulus betoogd dat zowel Joden als heidenen onder zonde zijn en behoefte hebben aan redding, die komt door geloof in Jezus Christus.

3. Gerechtigheid van God: Paulus introduceert het concept van de “gerechtigheid van God”. Deze gerechtigheid is niet iets dat mensen kunnen bereiken door zich te houden aan de Joodse wet (of een ander legalistisch systeem).

4. Het is in plaats daarvan een gerechtigheid die van God zelf komt. Het is Zijn perfecte standaard van heiligheid en rechtvaardigheid.

5. Buiten de wet om bekendgemaakt: Paulus benadrukt dat deze gerechtigheid van God wordt onthuld buiten het naleven van de Joodse wet (de Torah) om.

6. Met andere woorden, het wordt niet verdiend door strikte naleving van religieuze rituelen en voorschriften.

7. Getuigenis van de Wet en de Profeten: Ondanks dat het buiten de wet om wordt onthuld, stelt Paulus dat de gerechtigheid van God niet in strijd is met de leer van de Oude Testamentische geschriften (aangeduid als “de Wet en de Profeten”).

8. De Oude Testamentische geschriften getuigen veeleer van deze gerechtigheid, waarbij ze de uiteindelijke openbaring ervan door Jezus Christus voorafschaduwen.

Samenvattend benadrukt Romeinen 3:21 de centrale rol van de gerechtigheid van God, die wordt onthuld door Jezus Christus en toegankelijk is voor alle mensen door geloof. Het benadrukt dat redding niet wordt bereikt door naleving van de wet, maar door de genade van God, een thema dat Paulus doorheen het boek Romeinen uitdiept.

MAAR!

Dit is de standaard of klassieke interpretatie van dit vers. Is het werkelijk waar dat de Torah ervan getuigt dat er een gerechtigheid is buiten de Torah om?

Paulus spreekt over een gerechtigheid buiten “een” wet om. Er staat geen bepaald lidwoord in het Grieks. “De Torah getuigt ervan, dat de gerechtigheid niet te vinden is in een wet.

Dat is inderdaad het geval! De Torah getuigt ervan dat de juiste verhouding tot God beslissend is. Dat heet in het OT de besnijdenis van het hart. De kern van het geloofsleven volgens de Torah is dit: “U zult de HEERE uw God liefhebben, met uw hele hart, met uw hele ziel, en met heel uw vermogen.” – Dt. 6:5

Dit liefhebben is gehoorzaamheid: “Alle geboden die ik u heden gebied zult gij waarnemen om te doen.” – Dt. 8:1

Daartoe is het echter nodig dat de innerlijke houding ook in gehoorzaamheid op God gericht is: “En de Heere uw God, zal uw hart besnijden en het hart van uw nakomelingen, om de Heere uw God lief te hebben met uw hele hart en met uw hele ziel opdat u zult leven.” – Dt. 30:6 Israël heeft zich in de Ballingschap en daarna bekeerd zoals geschreven staat:

“Dan zult u zich bekeren en gehoorzaam zijn aan de stem van de Heere en u zult al Zijn geboden uitvoeren, die ik u heden opleg.” – Dt. 30:8

Het liefhebben en gehoorzamen van God is onmogelijk zonder deze besnijdenis van het hart. Vandaar Paulus’ kritiek op een Israël dat de gerechtigheid reduceert tot het volgen van uiterlijke regels. Zoals Paulus zegt in Rom. 10:3: “Want omdat zij Gods gerechtigheid niet kennen en hun eigen <gerechtigheid> trachten op te richten…

Wat was die “eigen gerechtigheid”? Een gerechtigheid volgens “een” wet, zonder deze besnijdenis van het hart, zonder geloof dus. Israël zoekt de Torah (een wet van gerechtigheid) maar velen in Israël kwamen daar niet aan toe “omdat het niet op grond van geloof, maar op grond van werken gebeurde”- Rom. 9:32 Dan zegt Paulus dat Jezus als de Messias het einddoel is van de Torah van de gerechtigheid. “Christus is het einde (einddoel) van de Torah tot gerechtigheid voor ieder die gelooft.”– Rom. 9:4

Paulus denkt dus dat geloof in de Messias Jezus de ware besnijdenis van het hart is, die de mogelijkheid geeft van een waarachtige gehoorzaamheid aan God en Zijn geboden. In deze interpretatie gaat het dus zeker niet om de afschaffing van de Torah, maar juist om de vervulling ervan.

Blijft nog de vraag of Paulus gelijk heeft met deze interpretatie. Is het inderdaad nodig in de Messias te geloven?

Mijn antwoord: jazeker is dat nodig!

Het is alleen niet nodig om te geloven dat Jezus van Nazareth de Messias was. Gelovigen zijn verdeeld: er zijn er die geloven dat Jezus de Messias al gekomen is. Er zijn er die denken dat we nog op iemand anders moeten wachten. Daarin ligt het verschil tussen Joden en Christenen.

Maar hun eenheid ligt in de gemeenschappelijke overtuiging dat het leven zoals God het bedoeld heeft, is uitgedrukt in de Torah. De Torah is de maatstaf voor zowel Christenen als Joden. Dat is belangrijker dan de vraag of de Messias al gekomen is.

Tenzij – zoals veel protestanten geloven – de Messias Jezus niet kwam om de profetie van het Oude Testament te vervullen, (1) maar een geheel eigen onjoodse religie heeft gebracht. Onjoods vanwege de vergoddelijking van Jezus, verzoening door geloof (zonder werken) alleen en de dood van Jezus als het offer voor de zonden van de mensheid. Of het Christendom vanwege deze aankoeksels – eigenlijk tegenspraken – op de leringen van Jezus kan overleven staat nog te bezien. Jezus zelf was duidelijk:

“Meent niet dat ik gekomen ben om de Torah en de Profeten te ontbinden.”

 

(1) D.w.z. dat Jezus niet nauwkeurig binnen de verwachtingen van het OT valt, namelijk dat met Zijn komst inderdaad het Messiaanse rijk zou beginnen, maar dat Hij uiteindelijk alleen zoiets al een “vertikale” verlossing van de zonde zou brengen.

Geplaatst in KOINONIA LIVE! | Een reactie plaatsen

De Grote Arabische Opstand van 1936-1939

De Grote Arabische Opstand van 1936-1939 was een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis van Palestina tijdens de periode van het Britse mandaat. Het was een wijdverspreide opstand van Palestijnse Arabieren tegen het Britse koloniale bewind en de Joodse immigratie naar de regio. Hier is een overzicht van de gebeurtenissen:

Achtergrond:

Tijdens het begin van de 20e eeuw namen de spanningen in Palestina toe als gevolg van verschillende factoren, waaronder Joodse immigratie die werd aangemoedigd door de Britse regering onder de voorwaarden van de Balfour-verklaring (1917), die steun uitsprak voor de oprichting van een “nationaal thuis voor het Joodse volk” in Palestina. Dit leidde tot een toenemende concurrentie om land en middelen tussen de Joodse en Arabische gemeenschappen in de regio.

De Arabische bevolking in Palestina voelde zich gemarginaliseerd en vreesde het verlies van hun land en identiteit te midden van de groeiende Joodse aanwezigheid. Bovendien verergerden economische moeilijkheden het ongenoegen onder Arabische boeren en arbeiders.

De Opstand:

De vonk die de Grote Arabische Opstand deed ontbranden, vond plaats op 15 april 1936, toen Palestijnse Arabieren in de stad Jaffa in staking gingen om te protesteren tegen Joodse immigratie en landaankopen. De staking verspreidde zich snel naar andere steden en dorpen in Palestina, aangewakkerd door grieven over landonteigening, economische ongelijkheid en politieke marginalisering.

Het Arabische Hogere Comité (AHC), onder leiding van Haj Amin al-Hoesseini, kwam naar voren als het belangrijkste organisatieorgaan achter de opstand. Het AHC eiste een einde aan Joodse immigratie, het verbod op landverkoop aan Joden en de oprichting van een onafhankelijke Arabische staat in Palestina.

De opstand nam verschillende vormen aan, waaronder stakingen, demonstraties, boycots van Britse goederen en aanvallen op Britse functionarissen, Joodse nederzettingen en infrastructuur. De Britten reageerden met geweld, door troepen in te zetten om de opstand neer te slaan en in bepaalde gebieden de staat van beleg op te leggen.

Ondanks Britse inspanningen om de opstand neer te slaan, duurde deze drie jaar, gekenmerkt door cycli van geweld en represailles. De Arabische opstandelingen gebruikten guerrillatactieken, terwijl de Britten tegeninsurgentiemaatregelen toepasten, waaronder massale arrestaties, huisvernielingen en het opleggen van collectieve straffen aan Arabische dorpen die verdacht werden van het steunen van de rebellen.

Impact:

De Grote Arabische Opstand had aanzienlijke gevolgen voor Palestina en het bredere Midden-Oosten:

1. Verlies van Leven en Eigendommen: De opstand resulteerde in de dood van honderden Arabieren, Joden en Brits personeel, evenals aanzienlijke vernietiging van eigendommen en infrastructuur.

2. Politieke Gevolgen: De opstand bracht de mislukking van het Britse koloniale beleid in Palestina aan het licht en legde de diepgewortelde verdeeldheid tussen Arabieren en Joden bloot. Het leidde ook tot een heroverweging van het Britse beleid in de regio, met als hoogtepunt de publicatie van het Peel Commission Report in 1937, dat de opdeling van Palestina in afzonderlijke Arabische en Joodse staten aanbeval.

3. Erfgoed: Hoewel de opstand uiteindelijk niet in staat was om haar onmiddellijke doelen te bereiken, liet het een blijvende erfenis na van Arabisch verzet tegen het zionisme en het Britse kolonialisme in Palestina. Het droeg ook bij aan de radicalisering van het Palestijnse nationalisme en legde de basis voor toekomstige conflicten in de regio.

Ter conclusie was de Grote Arabische Opstand van 1936-1939 een cruciaal moment in de geschiedenis van Palestina, waarbij een belangrijk hoofdstuk werd geschreven in de strijd om zelfbeschikking en soevereiniteit in het licht van kolonialisme en buitenlandse interventie.

Geplaatst in KOINONIA LIVE! | Een reactie plaatsen

De Balfour Verklaring – het Arabisch-Israelische conflict deel 1

De Verklaring van Balfour

De periode van 1916 tot 1918 werd gekenmerkt door belangrijke gebeurtenissen in Jeruzalem en het bredere Midden-Oosten, waaronder de Balfour Verklaring en de Arabische Opstand. Hier vindt u een overzicht:

Jeruzalem 1916-1918: In deze periode maakte Jeruzalem deel uit van het Ottomaanse Rijk, dat in de Eerste Wereldoorlog geallieerd was met Duitsland en Oostenrijk-Hongarije. Het Ottomaanse Rijk had de controle over een groot deel van het Midden-Oosten, waaronder Palestina, waar Jeruzalem ligt.

In 1916 maakten de Britten en Fransen door middel van het Sykes-Picot Akkoord plannen om de gebieden van het Ottomaanse Rijk in het Midden-Oosten na de oorlog in invloedssferen te verdelen. Deze overeenkomst legde de basis voor de uiteindelijke Britse en Franse controle over de regio.

De Balfour Verklaring (1917): In november 1917, tijdens de Eerste Wereldoorlog, gaf de Britse regering de Balfour Verklaring uit. Deze verklaring was een openbare verklaring waarin Britse steun werd betuigd voor de vestiging van een “nationaal tehuis voor het Joodse volk” in Palestina, dat toen deel uitmaakte van het Ottomaanse Rijk.

De Balfour Verklaring was belangrijk omdat het een van de eerste officiële uitingen was van steun van de Britse regering aan het zionisme, de beweging die pleitte voor de vestiging van een Joods thuisland in Palestina. De verklaring werd vernoemd naar Arthur Balfour, de toenmalige Britse minister van Buitenlandse Zaken.

Het is echter belangrijk om op te merken dat de Balfour Verklaring ook een clausule bevatte die stelde dat “niets zal worden gedaan dat de burgerlijke en religieuze rechten van bestaande niet-joodse gemeenschappen in Palestina kan schaden”. Deze clausule was een erkenning van de aanwezigheid en de rechten van de Arabische bevolking in Palestina.

Geplaatst in Israël, Jodendom | Een reactie plaatsen

Why Jews Do Not Believe in Jesus as the Messiah

Geplaatst in Jodendom | Een reactie plaatsen

Waar komt de titel “Zoon van God” vandaan?

We onderzoeken in deze podcast de betekenis van de uitdrukking ‘zoon van God’ zoals deze werd gebruikt ten tijde van Jezus’ verschijning.

We kijken naar de Griekse en Joodse achtergronden waarin vergelijkbare termen werden gebruikt, zoals voor helden uit de Griekse mythologie en oosterse heersers, evenals de Joodse interpretaties waarin het verwees naar engelen, hemelse wezens, Israël als natie, en zelfs individuele rechtvaardige mensen.

We zien dat in de eerste eeuw na Christus de termen ‘zoon van God’ en ‘god’ vaker werden gebruikt dan vandaag de dag, soms letterlijk opgevat en soms als metafoor.

We zien de toewijzing van determ “Zoon van God” in dit licht. We benadrukken hoe hij zijn relatie met God begreep en articuleerde, met verwijzingen naar zijn zoonschap en het gebruik van ‘Abba’ in gebed.

We zien ook een belangrijk verschil tussen de Synoptische en de Johanneïsche tradities in de christelijke leer over Jezus’ goddelijke zoonschap, waarbij de laatste een dieper begrip van Jezus’ pre-existentie en onverbrekelijke relatie met God impliceert. Dit leidt uiteindelijk tot de ontwikkeling van het dogma van de Drie-eenheid in het orthodoxe christendom.

Geplaatst in Jodendom, polemiek | Een reactie plaatsen