Menno Simons, een vooraanstaand leider van de doperse beweging, had een aantal belangrijke theologische overtuigingen die zijn leer en de mennonitische traditie vorm gaven:
Volwassen doop: Hij was sterk gekant tegen de kinderdoop en pleitte in plaats daarvan voor de doop als een bewuste beslissing die genomen wordt door individuen die de leeftijd van inzicht en geloof hebben bereikt.
Geweldloosheid en pacifisme: Menno benadrukte het belang van een vreedzaam leven, waarbij hij geweld en militaire dienst afwees. Hij geloofde in het volgen van het voorbeeld van Jezus als vredestichter.
Afzondering van de wereld: Hij moedigde gelovigen aan om een eenvoudig en nederig leven te leiden, afgezonderd van wereldse invloeden en autoriteiten, gericht op geestelijke zaken.
De kerk als gemeenschap van gelovigen: Menno zag de kerk als een vrijwillige gemeenschap van toegewijde gelovigen die elkaar ondersteunden op hun geloofsreis.
Bijbels gezag: Hij legde grote nadruk op het gezag van de Bijbel, interpreteerde deze als de ultieme gids voor het christelijke leven en wees praktijken af die niet expliciet ondersteund werden door de Schrift.
Wat was de relatie tussen Menno’s overtuigingen en het Jodendom?
Volwassendoop vs. verbond door besnijdenis:
Menno Simons benadrukte de volwassendoop als een bewuste daad van geloof, terwijl het Jodendom traditioneel het verbond met God markeert door middel van besnijdenis (brit milah) voor mannelijke zuigelingen, als symbool voor opname in de Joodse gemeenschap.
Geweldloosheid en pacifisme versus rechtvaardigheid en verdediging:
Menno pleitte voor absolute geweldloosheid, een weerspiegeling van de leer van Jezus. Het Jodendom waardeert vrede, maar erkent ook denoodzaak van rechtvaardigheid en zelfverdediging, zoals gezien in de wetten van de Tora en historische verhalen.
Afscheiding van de wereld vs. betrokkenheid bij de wereld:
Menno moedigde scheiding van wereldse machten en invloeden aan. Het Jodendom benadrukt heiligheid en onderscheidbaarheid, maar moedigt ook actieve betrokkenheid bij de wereld aan om geboden (mitzvot) te vervullen en de wereld te herstellen (tikkun olam).
De kerk als gemeenschap van gelovigen versus het Joodse volk als natie:
Menno zag de kerk als een vrijwillige gemeenschap van gelovigen. Het Jodendom ziet het Joodse volk als een familie of verbondsnatie, gebonden door een gedeeld geloof, geschiedenis en praktijken, ongeacht het individuele geloof.
Bijbelse autoriteit versus Torah en Mondelinge Wet:
Menno benadrukte de Bijbel als de enige autoriteit. Het Jodendom beschouwt de Torah (zowel geschreven als mondeling) als goddelijk gegeven en onveranderlijk. De Torah is het fundament van de Joodse wet (halacha) en het Joodse leven.