Leren van de Rabbijnen – afdeling 1 – het gebedsleven. (1)

Psalm 16:8 zegt: “Ik stel mij de Here voortdurend voor ogen.”

Wij wandelen voor het aangezicht van de Here. Dat is ook de opdracht aan Abraham, de vader van alle gelovigen, “wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht” (Gen. 17:1).

Er is een groot verschil tussen ons gedrag tegenover familie en ons gedrag in de aanwezigheid van God die onze koning is. Zodra we uit de slaap ontwaken is het passend dat wij de zegeningen van de Here gedenken. Gods barmhartigheid is elke morgen weer nieuw. Elke morgen ontvangen wij opnieuw uit de handen van de Here nieuw leven.

Het rabbijnse model voor de dankzegging aan het begin van de dag luidt als volgt:

“Ik dank U, Koning die eeuwig leeft, dat U mijn ziel hebt hersteld in Uw liefde, groot is Uw trouw!”

Meteen daarna is het goed te beseffen op welke wijze we de Here die dag kunnen dienen.

Gebaseerd op: “Kitzoer Sjoelchan Aroech, hfst. 1, 1, Voorschriften voor het opstaan ‘s morgens”

Dit bericht is geplaatst in Chr. Ethiek. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *