De Lutherse preek over gehoorzaamheid weerspiegelt zeer sterk de doctrine van de rechtvaardiging door geloof alleen, voornamelijk door de nadruk op gehoorzaamheid als antwoord op Gods genade, in plaats van als middel om redding te verdienen. Hoewel dat eigenlijk niet de kwestie is binnen de teksten van Paulus zelf. Zo wordt het echter gelezen in de context van de late middeleeuwen en later, als reactie op de Rooms-Katholieke leer van verdiensten en een redding door geloof én werken.
1. Gehoorzaamheid als antwoord op genade
- De preek benadrukt de transformerende aard van genade, vooral in zijn uitleg van 1 Johannes 5:3 en Romeinen 8:4. Het suggereert dat gehoorzaamheid voortvloeit uit liefde en dankbaarheid voor God, niet uit een verplichting om regels te volgen voor het leven. Toch is het accepteren van verplichtingen een volwassen houding tegenover God. Dat gehoorzaamheid aan de geboden zomaar spontaan zouden voortvloeien uit “liefde en dankbaarheid” geeft aan de menselijke houding een te grote rol. Waarom is een leven in discipline – zoals in Paulus’ metafoor van de Christen als een soldaat, niet te verkiezen boven een leven dat afhangt van innerlijke reacties op het evangelie?
- Door te verwijzen naar Romeinen 8:4 onderstreept de prediker dat gelovigen door de Heilige Geest toegerust worden om Gods geboden te vervullen. Deze vervulling is niet om rechtvaardiging te bereiken, maar om de gerechtigheid te weerspiegelen die al is toegekend door het geloof in Christus. Toch kunnen we hier een kanttekening maken bij de exegese. De rechtvaardige eis van de wet is nu precies datgene wat is vastgelegd als gebod en verbod. Het gaat dus om iets dat in de vorm van specifieke gedragsregels kan worden vastgesteld, en niet alleen maar als een systeem van algemene morele waarden kan worden aangereikt.
2. Rechtvaardiging als geschenk
- De expliciete vermelding van Romeinen 3:28 benadrukt dat rechtvaardiging alleen door geloof is, los van werken. Dit versterkt de boodschap dat verlossing een geschenk is dat ontvangen wordt, niet verdiend. De werken die hier worden genoemd zijn natuurlijk juist de geboden en verboden die scheiding maken tussen Israel als het volk van het verbond en alle anderen. Het gaat dus om de reinheidswetten en de dieetvoorschriften.
- Gehoorzaamheid wordt afgeschilderd als een resultaat van geloof – een vrucht van rechtvaardiging, niet de wortel ervan. Dit sluit nauw aan bij het protestantse begrip van rechtvaardiging door geloof alleen (sola fide).
3. Transformatie en heiliging
- De preek verbindt Jezus’ leer in Matteüs 5:17 met de diepere transformatie van het hart, en illustreert dat ware gehoorzaamheid verder gaat dan uiterlijke handelingen. Dit weerspiegelt het heiligende werk van de Geest in het leven van de rechtvaardigen. Het is echter ook een centrale gedachte binnen het Jodendom. Maar de transformsatie van het hart eordt daar juist gevonden in nde nauwkeurige naleving van de geboden, niet in het loslaten ervan ten gunst van een algemene houding.
- Gehoorzaamheid, zoals hier beschreven, dient als bewijs van een veranderd hart – een leven aangeraakt door genade en geleid door de Geest. Zo is in het Jodendom ook de “besnijdenis van het hart”en de liefde tot God en Zijn Torah een voorwaarde van het rechtvaardige leven.
4. Verzekering van Gods liefde
- De nadruk op het feit dat Gods geboden “niet belastend” zijn, weerspiegelt het idee dat gehoorzaamheid voortkomt uit vrijheid in Christus. Deze vrijheid verzekert gelovigen dat ze niet streven naar het bereiken van Gods liefde, maar leven als ontvangers ervan. Het is echter juist deze valse tegenstelling tussen óf het uiterljke volgen van leefregels óf het uitwerken van de innerlijke houding en het volgen van algemene morele waarden, die hier toedekt waarom het eigenlijk gaat. Het naleven van leefregels moet niet worden verbnden met het streven naar uiteindelijke verlossing. Het leven zoals God het bedoeld heeft wordt uitgedrukt in opdrachten die rechtstreeks de praktijk van het leven bepalen. Maar door de naleving van deze concrete leefregels wordt het innerlijk van een mens juist gevormd tot een houding van liefde en gehoorzaamheid die de naleving van de wet steeds meer tot een innerlijke zaak maken. Die uiteindelijke verlossing is trouwens geen individuele toekomst “in de hemel”, maar een collectieve ervaring van het aanbreken van het Messiaanse Rijk. Het Lutheransime volgt de algemene Protestantse lijn dat het gaat om de toegang tot de hemel.
- De herinnering dat mislukkingen Gods genade niet teniet doen weerspiegelt de zekerheid die voortkomt uit rechtvaardiging door geloof. En dat s geenszins een Christelijke uitvinding. Ook in het Jodendom is de richting van onze geloofsweg belangrijker dan het bereiken van perfectie.
Deze preek illustreert de doctrine van rechtvaardiging door geloof door gehoorzaamheid te zien als een liefdevolle reactie die mogelijk wordt gemaakt door de Heilige Geest, in plaats van als een voorwaarde voor redding. Dat is de valse dichotomie die heel de Protestanse theologie parten speelt. De geboden en verbonden zijn bedoeld om het leven te heiligen, niet om het te belasten of naar de uitendelijke redding te leiden. De preek benadrukt dat gelovigen in een staat van genade leven, gemotiveerd door geloof en toegerust om Gods wil te volgen. Deze focus op Gods transformerende kracht geeft de essentie van rechtvaardiging door geloof weer. Maar die interpretatie in de preek is volgens mij niet in overeenstemming met de pointe van de gebruikte teksten. Want met name 1 Joh. 5:3 spreekt over een liefde tot God die zich uit in de uitvoering van de geboden, die immers niet zwaar zijn. Dat gaat duidelijk over het doen van de Torah.