HSV – NBV, een kleine vergelijking

Nog maar eens een keer een kleine vergelijking NBV – HSV. Nu niet zozeer vanuit de vraag wat de grondtekst precies te bieden heeft, maar vanuit de vraag hoe ‘rijk’ de tekst is en welke suggesties ze doet. Overigens: de HSV is hier veel dichterbij het origineel.

Rom. 1: 19 – 23 – de NBV vergeleken met de HSV

19 Want wat een mens over God kan weten is hun bekend omdat God het aan hen kenbaar heeft gemaakt.

19   omdat wat van God gekend kan worden, hun bekend is. God Zelf heeft het hun immers geopenbaard.

Kenbaar gemaakt tegenover geopenbaard. Met het woord ‘openbaring’ wordt duidelijk dat het niet gaat om natuurlijk kennis, die in de schepping besloten ligt, maar om een daad van God.

20 Zijn onzichtbare eigenschappen zijn vanaf de schepping van de wereld zichtbaar in zijn werken, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid zijn voor het verstand waarneembaar. Er is niets waardoor zij te verontschuldigen zijn,

20   Want de dingen van Hem die onzichtbaar zijn, worden sinds de schepping van de wereld uit Zijn werken gekend en doorzien, namelijk én Zijn eeuwige kracht én Zijn Goddelijkheid, zodat zij niet te verontschuldigen zijn.

Het idee van ‘eigenschappen’ staat niet in de grondtekst en voegt een wijsgerige houding aan het geheel toe. De ‘dingen’ is opzettelijk vager dan dat. Gekend en doorzien is nu verdeeld over: met het verstand waarneembaar   en ‘zichtbaar’ in zijn werken. Het gaat niet over zichtbaarheid, maar over wat doorzien kan worden, en het gaat niet over wat het verstand waarnemen kan (wat niet kan, het verstand neemt niet waar, maar redeneert),. Het ‘zodat’ is essentieel, het gevolg van deze kenbaarheid wordt bedoeld. In de NBV lijkt het nu een aparte stelling die geen verband houdt met het vorige.

21 want hoewel ze God kennen, hebben ze hem niet de eer en de dank gebracht die hem toekomen. Hun overpeinzingen zijn volkomen zinloos en hun onverstandig hart is verduisterd.

21 Want zij hebben, hoewel zij God kennen, Hem niet als God verheerlijkt of gedankt,  maar zij zijn verdwaasd in hun overwegingen en hun onverstandig hart is verduisterd.

‘Als God’ verheerlijken en danken wordt nu uitgelegd als iets wat Hem ‘toekomt’ – maar de kracht van ‘als’ God gaat verder, omdat daarin ook het idee zit van de erkenning van God. God is God. Met wie Hij is hebben we volkomen ernstig om te gaan.

22 Terwijl ze beweren wijs te zijn, zijn ze dwaas

22 Terwijl zij zich uitgaven voor wijzen, zijn zij dwaas geworden,

Het gaat niet alleen om de statische tegenstelling wijs – dwaas, maar vooral over het feit dat de dwaasheid gekomen is juist vanwege de pretentie wijs te zijn. geworden hoort er dus bij.

23 en hebben ze de majesteit van de onvergankelijke God ingewisseld voor beelden van vergankelijke mensen, vogels, lopende en kruipende dieren.

23   en hebben zij de heerlijkheid van de onvergankelijke God vervangen door een beeld dat lijkt op een vergankelijk mens, op vogels en op viervoetige en kruipende dieren.

Het gaat niet alleen om beelden, maar nog erger, op een beeld van een gelijkenis van een schepsel. Met andere woorden, met deze verdubbeling geeft Paulus aan hoe ver dit ‘godsbeeld’ verwijderd is van het origineel. Het beeld lijkt op een gelijkenis van een schepsel. In de NBV valt dit weg.

Dit bericht is geplaatst in Algemeen, Exegese. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *