Het laatste oordeel in de Talmoed – Urbach en Cohen

De Rabbijnse leer van de verlossing, is uiteraard gebaseerd op de Thora, de Profeten en met name de visioenen van het boek Daniël. De Rabbijnen hebben niet alleen maar deze passages uitgelegd en toegepast, maar het is duidelijk dat zij ook onafhankelijke gedachten hebben ontwikkeld.

De grote variëteit in de Rabbijnse opvattingen over de verlossing heeft met een aantal factoren te maken. Bijvoorbeeld met het verschillende gebruik van het werkwoord Ga’ AL in de tenach, maar ook het integreren van het begrip verlossing in een andere context. Die context kent termen als “het einde der dagen”, “de dagen van de Messias”, “de opstanding van de doden”, “de komende wereld”, “de nieuwe wereld”. In deze context fungeren deze begrippen in de buurt van het idee van de verlossing, zonder daarmee samen te vallen. Termen als “de komende wereld” en “de opstanding van de doden” zijn nauw verbonden met een probleem waar de Rabbijnen ernstig een diep over hebben nagedacht, namelijk dat van beloning en straf, evenals de leer van de ziel en de vergelding.

Ingewikkelder ligt het met het begrip “de dagen van de Messias”, dat aan de visioenen van de profeten is ontleend. Al bij de profeten zien we twee aspecten naar voren komen: er is een lijn waarin de toekomst gezien wordt als een tijd waarin de bestaande wereld tot perfectie wordt gebracht en wordt bevrijd van haar gebreken, van onrecht, van oorlog, een tijd waarin de wereld vol zou zijn van de kennis van God. Zo bijvoorbeeld het visioen van Jesaja in hoofdstuk 4:2-6.
Daartegenover staat een andere lijn, waarin de “dag des Heren” wordt voorgesteld als een dag van verwoesting van de huidige wereld. Dat zal een dag zijn van duisternis en bitterheid (Zef. 1:15).

Het einde der dagen is steeds verbonden in beide gevallen, is in beide contexten, met een nieuwe openbaring van God als de God van de wereld en de instelling van het Koninkrijk dat verlossing zal brengen voor het volk Israël, met name de banden van slavernij zal breken aan de heidense koninkrijken. Uiteindelijk is de integriteit van de wereld afhankelijk van de integriteit van Israël.

Er is niet alleen maar een grote variëteit in de manier waarop de verlossing wordt voorgesteld, maar het geldt ook voor de verschillende beelden van de Verlosser. Er is een voorstelling dat God Zelf het volk zal verlossen, en het verloste volk zal dan Zijn dienaar zijn. (Jes. 43:11-12) de Verlosser kan ook worden voorgesteld als een menselijke koning die vijanden zal overwinnen zoals ook de belofte luidt in de profetie van Bileam, in Numeri 24:17. Zo ook in Jes. 11:1-10. Weer een andere benadering ligt bijvoorbeeld in de tekst van Jesaja 52-53, waarbij het beeld vinden van de lijdende knecht. God als verlosser, een menselijke koning als verlosser en een lijdende knecht als verlosser, dat zijn de drie meest fundamentele begrippen waarin de Verlosser wordt voorgesteld.

Daar overheen schuift, in de dagen van de Tweede Tempel, de manier van beeldend denken in de apocalyptische literatuur. Zo heeft het visioen van Daniel een plaats gekregen in de tenach. De Rabbijnen waren duidelijk ook vertrouwd met deze andere apocalyptische geschriften, waarvan we sommigen kennen maar andere verloren zijn gegaan. We kunnen in ieder geval vaststellen, dat geschriften uit de apocalyptische literatuur minstens even belangrijk zijn geweest voor de vorming van de Rabbijnse opvatting als de teksten van de Profeten.

Het idee van beloning en straf na de dood kunnen we specifiek toeschrijven aan de generaties na de verwoesting van de Tempel. Het geloof bijvoorbeeld in algemene opstanding van de doden aan het einde der dagen komt voor in de Misjna, Sanhedrin 10, waar we lezen: “en dit zijn degenen die geen deel hebben in de komende wereld: hij die zegt dat er geen opstanding uit de doden is, en hij die zegt dat de Thora niet uit de Hemel komt, en een Epicureer. ” De martelaren in het boek 2 Makkabeeën spreekt ook over de hoop in de opstanding.

De opstanding is de terugkeer van de ziel naar het lichaam, een herleving dus, en dat is gebaseerd op het idee dat ziel en lichaam een eenheid zijn. Heel anders dus dan de Hellenistische gedachte van de absolute tegenstelling tussen ziel en lichaam. De laatste is alleen een gevangenis waaruit de ziel verlangt te ontsnappen. Volgens Flavius Josephus hebben de Essenen (in Qumran) de gedachte aangehangen dat de ziel de dood zou overleven. Daarentegen zouden met name de farizeeën geleerd hebben dat er een opstanding van de doden zou zijn. De Essenen hebben de “komende wereld” dan ook opgevat als de levenssfeer van de zielen die verlost waren. Terwijl de Misjna nadrukkelijk zegt dat hij de opstanding ontkent, geen deel heeft in de komende wereld.

Daniel 12:2, 13 is de klassieke bron voor de gedachte dat de opstanding voorafgaat aan beloning en straf in de komende wereld, en dat daarbij drie verschillende groepen te onderscheiden zijn.

Het is een interessante vraag wat precies de zegening voor de verlossing in het Amidah te betekenen heeft. Vooral gezien het feit dat dit gebed drie keer per dag gebeden wordt. Wat betekent deze zegening? Is het een Messiaanse gebed voor de politieke verlossing van het Joodse volk? God wordt er uiteraard de verlosser van Israël in genoemd, met name in de Palestijnse vorm van dit gebed. Waarom echter is de zegen voor vergeving zo verbonden met de zegen voor verlossing? In Psalm 103:3, 4 vinden we in ieder geval dat vergeving en genezing in één adem genoemd worden met de verlossing. Het gaat dus om de verlossing van individuen uit hun ellende en problemen. (Waarom is de zegen van de verlossing de zevende van de 18 zegenbeden? Rava zei: om ons te leren dat Israël verlost zal worden in het zevende jaar van de komst van de Messias.”)

Het laatste oordeel over de volkeren

Vertrouwen in goddelijke gerechtigheid impliceert geloof in de leer van de vergelding. Datzelfde begrip van Gods gerechtigheid is ook de basis van het antwoord op de vraag naar de verlossing. Niet-joodse volkeren kunnen toch niet het uitverkoren volk onderdrukken zonder dat er een dag zal komen van vergelding? Het was een diepe overtuiging van de Rabbijnen dat iedereen die opstond tegen Israël ook in opstand kwam tegen de God van Israël.

De Rabbijnen geloofde dat er een laatste oordeel zal zijn voor elk individu na de dood, maar dat er ook een dag van oordeel zou zijn voor de niet-joodse volkeren. Aan het begin van de tijd van de Messias zullen de rechtvaardigen hun loon ontvangen. Er zal een oordeel komen over de niet-joodse volkeren. God zal als Koning zitten op de troon van het oordeel. De koninkrijken van de niet-joodse naties zullen worden verwoest. De grote mannen van Israël zullen op tronen naast God zitten om de heidenen te oordelen. Die zullen hun beloning ontvangen voor de voorschriften die ze in deze wereld hebben gehoorzaamd en een rechtvaardig oordeel en straf ontvangen voor wat ze hebben overtreden.

Dat laatste oordeel over de heidenen zal zo verlopen:
“de Heilige, gezegend zij Hij, zal de thora nemen en op zijn schoot leggen en zeggen, “laat hem die zich hiermee heeft bezig gehouden dichterbij komen en zijn beloning ontvangen.” Onmiddellijk komen de naties van deze wereld bij elkaar in wanorde. De Heilige, gezegend zij Hij, zegt dan tegen hen, “kom niet voor mijn aangezicht in wanorde, maar laat elk volk naar voren komen samen met zijn leraren.” Eerst zal dan het Koninkrijk van Rome komen, omdat dat het belangrijkste is; en de Heilige, gezegend zij Hij, vraagt dan, “waar heb je je mee bezig gehouden?” Rome antwoord, “heer van het Universum! Wij hebben vele markten ingericht, vele badhuizen gebouwd, veel goud en zilver in overvloed verzameld; en we hebben dit alleen gedaan ten behoeve van Israël zo dat het zichzelf kan toewijden aan de thora.” De Heilige, gezegend zij Hij, antwoord dan, “jullie zijn zeer dwaas volk in deze wereld! Alles wat jullie hebben gedaan was ten bate van jullie zelf; jullie hebben marktplaatsen ingericht om ruimte te geven aan prostituees; jullie hebben badhuizen gebouwd voor jullie eigen genot; en het zilver en goud is mijn eigendom.” In wanhoop gaat Rome onmiddellijk weg en wordt gevolgd door het Koninkrijk van Perzië, het volgende in belang”
Zo komen achtereenvolgens het Romeinse, Perzische rijk aan de orde, die beiden Israël hebben onderdrukt. De andere volkeren zullen hun plaats behouden tot aan de komst van de Messias. Hun soevereiniteit blijft dus een tijdlang bestaan. We vervolgen met de tekst:
“zij zullen dan een pleidooi houden voor het aangezicht van God, “heer van het Universum! Hebt u dan aan ons de thora gegeven en hebben wij die afgewezen?” Maar hoe kunnen zij zich daarop beroepen, aangezien de Heilige, gezegend zij Hij, de thora aan elk volk heeft aangeboden en zij hebben allemaal geweigerd om haar te ontvangen totdat Hij kwam bij Israël die het heeft aanvaard?” (Avodah Zarah. 2a, 2b)

Het laatste oordeel over individuen

Na de dood is er de “dag van het Grote Oordeel.” Niet alleen Israël maar elk mens wordt ter verantwoording geroepen.
“Zij die worden geboren, zijn voorbestemd om te sterven, en de doden zijn voorbestemd om opnieuw te leven; en de levenden zijn voorbestemd om te worden geoordeeld, te weten en te laten weten, en bewust te worden dat Hij God is, ie de Maker is, Hij de schepper is, dat Hij zal oordelen, dat Hij de rechter is, de getuige en de aanklager; Hij is het die in het leven na dit leven zal oordelen, gezegend zij Hij, bij Wie er geen onrecht is, noch vergeetachtigheid, noch aanzien des persoons, noch het aannemen van steekpenningen. Je moet weten dat alles in overeenstemming zal zijn met dit oordeel. En laat jouw verbeelding je geen hoop geven dat het graf een plek zal zijn om te vluchten; want omdat je geformeerd bent, en omdat je geboren bent, en omdat je leeft, en omdat je sterft, en omdat je in het leven na dit leven zult komen zul je verantwoording afleggen en rekenschap voor de hoogste Koning der koningen, de Heilige, gezegend zij Hij” (Spreuken der Vaderen 4:29).

Bij dit oordeel zullen vragen worden gesteld zoals: heb je eerlijk gehandeld in je bedrijf? Heb je plicht gedaan met betrekking tot je gezin? Heb je gehoopt op de verlossing door de Messias? Heb je wijsheid gezocht? Heb je geprobeerd om het ene uit het andere te deduceren in je studie van de thora? Zelfs wanneer al deze vragen positief worden beantwoord, is dat van generlei waarde als niet gezegd kan worden “De vreeze des Heren is zijn schat” (Jesaja 33:6). (BSjabbat 31a)

De Rabbijnen geloofde niet in een eeuwige straf. Iedereen die zal neerdalen in het Dodenrijk zal ook weer opstijgen, behalve deze drie: hij die gemeenschap heeft met de vrouw van een andere man, hij die zijn naaste beschaamd in het openbaar, en hij die zijn naaste. Vernederende bijnaam geeft.) In de school van Sjammai werd gezegd dat er drie groepen mensen zijn op de Dag van het Oordeel: de volmaakte rechtvaardigen, de volkomen boosaardig een en de gemiddelden. De eerste klasse wordt onmiddellijk ingeschreven en verzegeld voor het eeuwige leven. Die in de tweede klasse worden onmiddellijk ingeschreven en verzegeld voor oor het Dodenrijk. De derde groep zal neerdalen in het Dodenrijk en ze zullen het uitroepen van de pijn en daarna opstijgen.” Een derde deel zal door vuur heen gaan, ze zullen Mijn naam aanroepen en ik zal ze verhoren – volgens Zacharia 13:9. Er komt is nog een mogelijkheid van bekering en berouw.
Wat de zondaars uit Israël en de volkeren betreft, die met lichaam en al in het Dodenrijk komen: zij worden daar 12 maanden lang geoordeeld en gestraft. Maar daarna zeggen sommigen, worden hun lichamen vernietigd en hun zielen verbrand en door een wind verspreid onder de voetzolen van de voeten van de rechtvaardigen. De overige, zwaardere zondaars, zoals degene die de thora verloochenen en de opstanding ontkennen, zullen in het Dodenrijk komen en daar generatie na generatie worden geoordeeld en gestraft.

We kunnen hieraan ontlenen dat in de eerste eeuw, op basis van een vers uit Daniël, velen van opvatting waren dat de volmaakt boosaardigen een eeuwige straf zouden krijgen. Een andere school was echter van mening dat het idee van een eeuwige straf niet verenigbaar was met de goddelijke barmhartigheid. Zondaars moeten straf ondergaan. Na 12 maanden straf zullen ze worden vernietigd omdat ze niet waardig zijn om toegang te krijgen tot het Paradijs. Ook degene die “generatie na generatie” in het Dodenrijk zullen worden gestraft, worden niet voor eeuwig gestraft. Er wordt immers ook gezegd: “het Dodenrijk zal ophouden.” De volmaakt boosaardigen zullen niet worden vernietigd, maar zonder lichaam op een of andere manier bestaan in een volmaakte staat van berouw.

Bronnen:
Ephraim E Urbach, The Sages, their Concepts and Beliefs, Jerusalem, 1979, pp. 649-690.
A. Cohen, Everyman’s Talmud, New York 1975 (1949), pp. 370-378 (Day of Judgment).

Dit bericht is geplaatst in Algemeen, Jodendom. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *