Het Huis van de Messias

De gemeente wordt vaak vergeleken met een huis. Er is natuurlijk een stevig fundament, en op dat fundament is in allerlei tijden en door allerlei mensen gebouwd. De begane grond is door de apostelen en profeten van de eerste gemeente gebouwd. De eerste verdieping werd daar bovenop gezet door de mensen in de tijd van keizer Constantijn, in de vierde eeuw en later. De Reformatie heeft op de tweede verdieping allerlei grote kamers naast elkaar gebouwd, en daar vinden we ook de kamertjes van de Mennisten, de Baptisten, Evangelicalen en Vrijzinnigen. Ze zijn wat verspreid over de verdieping, maar hebben toch een samenhangende stijl van inrichten en decoreren. Eén kamertje heet ‘Amish’ en een ander heet ‘Mennonite Brethren’ maar er zijn er nog veel meer, en ten slotte is er ook nog een kamertje dat ‘Doopsgezind’ heet, vlak naast de grote en ruime kamer van de PKN waar wij net de tussenmuurtjes van Lutheranen, Gereformeerden en Hervormden hebben zitten uitbreken. En nu stomverbaasd  kijken naar de spontane schuttingen die overal weer worden opgericht.
    Nu leven we niet meer in de tijden waarin deze kamers en verdiepingen werden gebouwd, en de vraag komt langzamerhand op of we voor de 21ste eeuw eigenlijk niet een heel nieuw huis moeten gaan bouwen. En nu komt het erop aan dat we ons allemaal weer herinneren wat het belangrijkste bouwvoorschrift is dat aan de kerk is meegegeven. Niemand kan een ander fundament leggen dan wat er ligt. Christus is de Heer van de gemeente, de eigenaar. De gemeente heeft tot doel Zijn evangelie te dienen en te verkondigen. Alles wat daarbuiten gaat, is hooguit thema voor een vereniging op religieuze grondslag waar de leden zelf wel uitmaken wat ze doen en laten.

Maar het bouwvoorschrift is geen vrijblijvend advies. Als het voor de bouw van jouw kamertje, en voor de nieuwe verdieping nodig is om een ander fundament te leggen, dan kun je het wel vergeten. Dat houdt geen stand. Dat heeft geen basis, dat hangt in de lucht als de hangende tuinen van Appingedam. Op eigen risico te betreden.
    Maar we willen zo graag. Bouwen aan de toekomst. Geschiedenis máken. Ons voortbestaan in de komende eeuw verzekeren. Velen in de kerk doen daar bijna wanhopig hun best voor. Dan willen ze uiteraard eerst het muurtje slopen dat tussen ons en enkele andere kleine kerken nog bestaat, dan krijgen we al wat meer ruimte en licht. Vrijzinnigen, Confessionelen, Gereformeerde Bonders, de midden-orthodoxie en de bijna-humanisten, het moet allemaal in een kamer. Of we gaan nog iets bijbouwen, zo op de hoogte van het balkon, en dan met tuidraden aan het gebouw vastgemaakt, of gewoon een paar balken op het gazon neerleggen om een nieuwe vloer te steunen. Liefst willen sommigen in plaats van dat moeilijke en ouderwetse evangelie nog een ander fundament leggen voor de zekerheid: een stevig brok humanisme, kunst en poëzie, wat moderne iconen uit de wereld van het levenslied, ons aansluiten bij de progressieve politieke machten in de wereld die ook jongeren aanspreken en we zijn al aardig in de buurt. We bouwen dan weliswaar naast het bestaande huis, en buiten het fundament om, maar het hangt op het oog redelijk stevig en zal nog wel een generatie duren en dan zien we wel weer verder.

Maar wie Jezus’ woorden hoort en niet gelooft en ze niet gehoorzaamt “die zal met een dwaze man worden vergeleken die zijn huis op het zand gebouwd heeft” (Mat. 7: 26). Het vrijzinnige mengsel van gezelligheid, laagdrempeligheid, vrijblijvendheid, openheid voor alles en iedereen, zal op de religieuze markt nog wel een (klein) publiek vinden als we het maar modern (leuk, gezellig, enthousiast) verpakken. Dat huis kan er mooi uitzien maar het is niet bestand tegen weersveranderingen. Als de cultuur straks weer omslaat, en we met jongeren te maken krijgen voor wie ons haastige onderkomen onvoldoende beschutting biedt, dan raakt alles snel weer in verval. Nu religie ‘in’ is, kunnen we denken dat we het nog wel even droog houden. Komen er regens, dan zal het huis, op zand gebouwd, al snel wegspoelen en verdwijnen. Dat het fundament er niet meer ‘onder’ zit maar dat we er ‘naast’ zitten, lijkt nu voor sommigen geen probleem te zijn.
    Tot de Heer des Huizes thuis komt en ziet wat voor een ravage we hebben aangericht. Want de gemeente is weliswaar een huis, maar zij is niet de huiseigenaar. Die gaf ons het voorschrift voor al onze eigen bouwwerkzaamheden:

“Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat er gelegd is, dat is Jezus Christus” (1 Cor. 3:11).

Zouden we ons niet meer moeten gaan bezighouden met deze kern van het evangelie en dit levende hart van onze traditie? Ons geloof voeden met de Bijbelse verkondiging in plaats van zulke grote aandacht te schenken aan onze gevoelens, aan onze Godsbeelden, aan onze Jezusbeelden?

Dit bericht is geplaatst in Algemeen, Toespraken. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *