Het geweld in de Bijbel

De vraag naar het geweld in de Bijbel is en blijft van belang, omdat voor velen de waarheid van de Bijbel staat of valt met de verklaring die we kunnen geven voor de aanwezigheid van zoveel teksten die geweld lijken te legitimeren. Het is ook in de kerk een controverse van groot gewicht omdat sommigen geloven dat vanwege het gewelddadig karakter van met name het Oude Testament de kerk eigenlijk het Oude Testament ongeschikt zou moeten achten voor de prediking, terwijl anderen juist- met een andere visie op die passages – aan het Oude Testament blijven vasthouden omdat ze de God van de gerechtigheid daarin terugvinden.

Mijn eigen overtuiging is, dat de passages die we als “gewelddadig” bestempelen in het Oude Testament eigenlijk uitdrukking zijn van Gods gerechtigheid in de specifieke context van het bestaan en overleven van Israël en om die reden een bijzondere plaats in de Bijbel innemen.

We moeten ons realiseren dat het oermodel van goddelijk geweld in de Bijbel is terug te vinden in Genesis 6. daar besluit de Heere de mens te verdelgen van de aarde omdat “de boosheid van de mens veelvuldig was op de aarde en al het gedichtsel van de gedachten van zijn hart elke dag alleen boos was.” Daarom “berouwt het Mij dat Ik hen gemaakt heb.” Wanneer we zien, dat vanaf het begin het leven van de mens afhankelijk was van het onderhouden van Gods gebod – “ten dage dat gij daarvan eet, zult gij sterven” – is het niet vreemd dat Gods gerechtigheid zich kan uiten als het ontnemen van het leven.

Wat we “geweld in de Bijbel” noemen, is veelal de uitvoering van een beperkt oordeel, dat binnen de geschiedenis van Israël een bijzondere functie heeft.

Vele momenten in het Oude Testament, waar Gods oordelende gerechtigheid optreedt, vertonen dit karakter. Zo bij de aankondiging van het oordeel over Sodom en Gomorra. in Genesis 19:13. “Want wij gaan deze plaats verderven omdat haar geroep groot geworden is voor het aangezicht van de Heere en de Heere ons uitgezonden heeft, om haar te verderven.” Hier gaatbhet dus om geweld in de uitoefening van een oordeel over een collectief.

Nog weer anders ligt het, wanneer het niet rechtstreeks gaat om de uitvoering van een goddelijk oordeel, maar om de ondersteuning met kracht van de stem van de Heere, d.w.z. de profeet. De “vertering door vuur uit de hemel” in 2 Kon. 1 van de 50 soldaten die door Ahazia naar Elia worden gestuurd, is daar een voorbeeld van. Hier is het geweld vanuit de hemel gericht op de handhaving van de profetische stem waarmee de Heere zich tegen de koning en het volk keert in tijden van groot moreel verval.

Het geweld dat door mensen wordt uitgeoefend wordt altijd veroordeeld, zo bij voorbeeld het geweld van de mannen van Sodom tegen de drie engelen. Heel duidelijk is dat vanaf het begin in de veroordeling van het geweld van Kaïn die zijn broer Abel doodsloeg. Hier wordt op geen enkele manier een excuus bedacht voor de broedermoord.

Een bijzonder geval is het geweld dat als oordelende gerechtigheid te begrijpen valt, maar tevens door menselijke handen moet worden uitgevoerd, zoals het geweld waarmee Kanaän veroverd wordt op de zeven volkeren – daar is toch sprake van genocide op goddelijk bevel.

Nu is het wel zo, dat deze twee componenten van belang blijven: het uitroeien van de volkeren in Kanaän is de executie van een goddelijk oordeel. Niemand heeft een absoluut recht op leven, ook de vrouwen en kinderen in Kanaän niet. En: het is door Israël dat Gods toorn aan de volkeren wordt uitgeoefend – maar dan uitsluitend wanneer God nadrukkelijk en als uitzondering dit bevel geeft. Zodra het volk op eigen houtje tot geweld overgaat, maar eveneens wanneer het van geweld afziet omdat het daartoe geen eigen motief heeft, wordt het door de Heere geoordeeld.

Sauls eigenzinnige optreden waarmee hij de schapen van de Amalekieten als offerdier gebruikt en koning Agag spaart (1 Samuel 15)  wordt evenzeer verworpen als het geweld van de zonen van Jakob tegen Sichem na de verkrachting van Dina.

Voor sommige mensen zijn al deze redenen onvoldoende om de legitimiteit van het geweld dat God beveelt te kunnen aanvaarden. Maar dat zijn wellicht dan ook de mensen die geen reden zien om aan God de eigenschap van volmaakte gerechtigheid toe te schrijven.

Het Nieuwe Testament ondersteunt hier ook het Oude. In zijn reactie op de Galileeërs die door Pilatus waren vermoord (Lukas 13) zegt Jezus dan ook niet, dat deze mensen een uitzondering waren op Gods gerechtigheid, omdat zij een lot moesten ondergaan dat zij niet verdiend hadden. In feite zegt Hij dat alle mensen onder de doodstraf staan – zoals het verhaal in Genesis bevestigt – en dat ieders overleven geen recht is, maar een gunst. Zijn de 18 die in Siloam omkwamen door het omvallen van de toren zondaars geweest? Zijn dan de overlevenden de onschuldigen? Jezus beweert van niet: “Ik zeg u, neen. Indien gij u niet bekeert zult gij allen evenzo vergaan”- want dat is wat ieder mens verdient. Het is door de bekering dat God in een andere relatie tot ons komt te staan, waarin de doodstraf niet is weggenomen, maar wel de schuld die tot een eeuwig verderf leiden moet. Een recht op overleven is geen premie op de bekering.

Het geweld in de Bijbel is niet willekeurig, en het is geen algemene regel, en zeker geen ondersteuning voor geweld hier en nu. We vinden het als geweld vanuit de hemel vanwege de zonde van de mens in het oordeel over de zonde in Genesis 3 en bij de zondvloed in Genesis 6. We vinden het als oordeel over de goddeloosheid van Sodom en het oordeel over de volkeren in Kanaän in Jozua. Het geweld van mensen in Sodom wordt veroordeeld, net zoals het geweld van Kaïn tegen Abel dat het oermodel is van dit geweld.

Maar ook de voltrekking van het oordeel door middel van mensenhanden is een belangrijk punt. Heeft Israël zijn eigen geweld simpelweg met een verwijzing naar een goddelijk bevel gerechtvaardigd? Het geweld van Israël betreft de genocide van de volkeren in Kanaän, en wordt voorgesteld zowel als een oordeel over de zonde van deze volkeren als ook als de wijze waarop een goddelijke belofte wordt gerealiseerd. Het komt ook voor in de bestraffing van Achan die zich vergrijpt aan wat “gebannen” was, d.w.z. onder de chèrèm geplaats en door mensen niet mocht worden gebruikt. Dergelijke goddelijke bevelen zijn uniek in de geschiedenis van Israël en hebben alleen daarin een plaats en rechtvaardiging. Het zijn geen algemene regels waarmee we in het heden oorlogen kunnen rechtvaardigen.

Tenslotte is er het geweld dat wordt uitgeoefend om de plaats van Gods profetische stem in het midden van het volk te kunnen garanderen zoals in het geval van het vuur uit de hemel over de 50 soldaten van Ahazia. Ook daarin ligt geen algemene regel opgesloten en gaat het om het unieke belang van het voortbestaan van het volk.

Om al deze redenen kunnen we niet zeggen dat het geweld in de Bijbel simpelweg in strijd is met ons oordeel dat God liefde is. De redenen die worden gegeven voor het geweld berusten allemaal op de fundamentele gedachte dat Gods oordelende gerechtigheid daaruit spreekt. Loochening van dat geweld is dus tevens een loochening van Gods recht op rechtvaardige oordelen. Uiteindelijk heeft God in Christus het geweld van de wereld op zichzelf laten komen en zo laten zien hoe Zijn liefde en gerechtigheid samenkomen in het kruis van Christus.

Dit bericht is geplaatst in BIJBELSTUDIE, Discussie, Vredestheologie. Bookmark de permalink.

Eén reactie op Het geweld in de Bijbel

  1. Piet van Weenen schreef:

    Fysiek geweld dat over de mensen komt als oordeel; soms was dat in het oude testament “natuurgeweld”: met name langdurige droogten. Denk aan Elia tegenover koning Achab.
    Hoe interpreteren we onze hedendaagse droogten (zie het NOS-journaal)? Als overschrijding door de mens van de grenzen die de aarde ons telt, waarbij de aarde of de natuur bij wijze van spreken “terug slaat”?
    Of is het overschrijding van de orde/eigenschappen die God in de schepping heeft gelegd, om die te respecteren en daarmee Hem als Schepper te respecteren?

    Is ons gedrag alleen te verstaan als onverstand, als moeizaam komen tot vermogen om gedrag echt te veranderen, of ook (en eerder) als ongehoorzaamheid, als negeren van de Here God en Zijn orde, als een hedendaagse vorm van ongerechtigheid?

    Is het antwoord (dus) “slechts” het komen tot wijzer gedrag (niet meer dan 2 graden opwarming), waarin we ons overigens voorlopig nog zien falen, of geldt allereerst ook hierin dat God in ons doen en denken de plaats moet krijgen die Hem toekomt?

    Zou een hedendaagse Romeinenbrief in hoofdstuk 1 schrijven over “daarom overgegeven aan onmacht om de grenzen van de natuur/schepping te respecteren”?
    Die nieuwe Romeinenbrief dan wel allereerst geschreven aan de Gemeente, om te verstaan dat die boodschap zijn plaats heeft binnen de boodschap van Gods bevrijdende gerechtigheid.

Laat een antwoord achter aan Piet van Weenen Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *