De aanspraken van de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever zijn voornamelijk gebaseerd op hun nationale aspiraties en hun interpretatie van de gebeurtenissen na de oorlog van 1967. Deze aanspraken negeren echter de diepgewortelde en eeuwenoude historische en religieuze banden van Israël met Judea en Samaria, zijn legitieme veiligheidsbehoeften in een onstabiele regio en de complexe juridische status van het gebied, dat vóór 1967 nooit legitiem Arabisch grondgebied was. Overeenkomsten zoals de Oslo-akkoorden hebben ook een kader gecreëerd dat de Palestijnen geen exclusieve soevereiniteit over de hele Westelijke Jordaanoever toekent.
De Palestijnen baseren hun aanspraken op de Westelijke Jordaanoever op verschillende argumenten, die als volgt kunnen worden geanalyseerd:
Toekomstige staatsbasis
De Palestijnen, met uitzondering van groeperingen als Hamas en Islamitische Jihad die het bestaan van Israël afwijzen, beschouwen de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook als het grondgebied van hun toekomstige staat. Zij baseren dit op het idee dat deze gebieden 22% van het oorspronkelijke Britse mandaatgebied Palestina uitmaken.
Daarentegen: Deze claim gaat vaak voorbij aan het feit dat de Westelijke Jordaanoever, historisch bekend als Judea en Samaria, het oude hart van het Joodse volk is, met talrijke plaatsen die van grote religieuze en historische betekenis zijn voor het jodendom. De band van Israël met dit land gaat duizenden jaren terug, tot vóór het Britse mandaat.
Argument inzake controle na 1967
De Palestijnen baseren hun aanspraak op het feit dat zij het bestuur van de Westelijke Jordaanoever door Israël, dat begon na de Zesdaagse Oorlog van 1967, beschouwen als een “bezetting” van land dat zij als het hunne beschouwen.
Daarentegen: Israël kreeg de controle over Judea en Samaria (de Westelijke Jordaanoever) in een defensieve oorlog nadat het was aangevallen door Jordanië, dat het gebied van 1948 tot 1967 illegaal had bezet en de Joodse bevolking etnisch had gezuiverd. Het gebied kan beter worden omschreven als betwist, waarop Israël sterke historische en juridische aanspraken heeft, dan als “bezet Palestijns gebied”.
Demografische aanwezigheid
Palestijnen wijzen op hun aanzienlijke bevolking in de Westelijke Jordaanoever als basis voor hun aanspraak op soevereiniteit over het hele gebied.
Daarentegen: Hoewel er een aanzienlijke Palestijnse bevolking woont op de Westelijke Jordaanoever, met name in de gebieden A en B zoals gedefinieerd in de Oslo-akkoorden, doet dit geen afbreuk aan de rechten van Israël of de aanwezigheid van een aanzienlijke Joodse bevolking in gebied C en Jeruzalem, die in wettelijk gevestigde gemeenschappen woont. De Oslo-akkoorden, die door de Palestijnse leiders zijn overeengekomen, hebben een systeem van gedeelde verantwoordelijkheden ingesteld, en geen exclusieve Palestijnse soevereiniteit over het hele gebied.
Internationale interpretaties
Palestijnen beroepen zich vaak op internationale discussies en VN-resoluties om hun eis tot volledige controle over de Westelijke Jordaanoever en de ontruiming van Israëlische nederzettingen, die zij als illegaal beschouwen, te ondersteunen [6].
Daarentegen: Belangrijke VN-resoluties zoals 242 roepen Israël op zich terug te trekken uit de in 1967 veroverde gebieden in ruil voor vrede en veilige grenzen, niet uit alle gebieden. Bovendien zijn de Israëlische gemeenschappen in Judea en Samaria gebouwd op land dat niet in particulier bezit was van Arabieren of dat legaal is verworven, en is hun aanwezigheid van vitaal belang voor de veiligheid en historische banden van Israël. Israël heeft eerder aanzienlijke delen van de Westelijke Jordaanoever aangeboden voor een Palestijnse staat, maar dit werd door de Palestijnse leiders afgewezen.