God draagt tefillin

Abin zoon van R. Ada in de naam van R. Isaac zegt [verder]: Hoe weet je dat de Heilige, gezegend zij Hij, tefillin aandoet?  – Want er is gezegd: “De Heer heeft gezworen bij Zijn rechterhand en bij de arm van Zijn kracht. “

Ontleend aan Jesaja 62:8 waar we lezen:

De HEERE heeft gezworen bij Zijn rechterhand, en bij Zijn sterke arm: Nooit zal Ik uw koren meer geven als voedsel aan uw vijanden, en nooit zullen vreemdelingen meer uw nieuwe wijn drinken waarvoor u zich ingespannen hebt!

Bij Zijn rechterhand’: dit is de Torah, want er staat: “Aan Zijn rechterhand was een vurige wet voor hen (Dt. 33:2)”; “En door de arm van Zijn kracht”: dit is de tefillin; want er staat geschreven: “De Heer zal Zijn volk kracht geven (Ps. 29:11).” 

Het is voorondersteld dat men zweert met aanraking van heilige voorwerpen. Gods arm en Zijn rechterhand zijn dus “heilige voorwerpen”, als de uitdrukking “zweren” ook maar enige toepassing op God heeft. De vergelijking wordt verder niet alleen gemaakt tussen het zweren van een mens, en Gods plechtige en uitgesproken voornemen, maar ook wordt er een vergelijking opgesteld tussen de manier waarop een mens dat zou doen, enm waarop God dat doet. Als een mens dat doet door heilige voorwerpen aan te raken, zo ook Hasjem – en de tekst van Jesaja laat dat toe door te spreken zowel over Gods rechterhand als over Gods arm.

Maar dan komt er ook nog een tweede laag, waarin het attribuut van de hand en de arm wordt gebruikt om nog een diepere laag van vergelijking aan te boren. Gods rechterhand is Torah, de arm van Zijn kracht is tefillin. De linkerarm dus, waarop een mens tefillin aanlegt. Maar waarom legt een joodse man de tefillin op zijn linkerarm?

 

Dit gaat verder dan de antropomorfismen en de antropathismen van de vorige blog. Hier wordt aan God niet toegeschreven dat Hij armen of benen heeft om daarmee metaforisch iets te zeggen over Gods karakter of daden.

Hier wordt een rituele handeling beschreven die niet alleen door Joden op aarde, maar ook door God in de hemel wordt verricht. Is dat niet vreemd? De rituelen zijn toch immers gegeven zodat Israël God naderen kan? Het zijn tot handelingen gestolde gebeden, het zijn in woorden vereenvoudigde gebaren of in woorden uitgedrukte offeranden. Hier wordt echter beweerd dat Hasjem tefillin draagt.

Wat wordt hier nu precies beweerd? Ik herhaal nog even wat ik in mijn vorige blog over tefillin heb gezegd. Wat zijn tefillin?

Tefillin zijn een paar zwarte leren doosjes die perkamenten rollen met vier passages uit de Torah bevatten. Ze worden gedragen door Joodse mannen tijdens het doordeweekse ochtendgebed als een teken van hun toewijding en inzet voor God en Zijn geboden. De tefillin worden op het hoofd en de arm geplaatst en symboliseren de verbinding tussen het verstand, het hart en de handelingen.

Je zou dan kunnen zeggen dat de toeschrijving aan God van de tefillin betekent, dat we aan God toeschrijven dat hij een verbinding kent van hoofd en hart enerzijds en zijn handelen anderzijds. Bij God is het denken identiek aan het spreken en dat is identiek aan Zijn doen. Als God tefillin draagt betekent dat er tussen Zijn gebod en Zijn daad geen verschil kan zijn. Maar moeten we in plaats van antropomorf – wij schrijven aan God het bekende en zichtbare dragen van tefillin toe – niet beter theomorf denken? Dat wil zeggen: omdat God Zelf de essentiële verbinding tussen gedachte (gebod) en daad kent, draagt Hij joden op tefillin te dragen die daarvan het symbool zijn. Daarom dragen Joden dus tefillin, omdat de God van Israël het hun als het ware voordoet – in Gods werkelijkheid is er geen verschil tussen hart en daad; en daarom draagt een Jood tefillin, omdat hij hierin geacht wordt Hasjem na te volgen zodat er ook voor hem geen verschil is tussen gebod en daad. Maar er is nog meer.

En hoe weet jij dat de tefillin een sterkte voor Israël zijn? Want er staat geschreven: En alle volken der aarde zullen zien, dat de naam des Heren hoog genoemd wordt, en zij zullen voor u bevreesd zijn, en het is onderwezen: R. Eliezer de Grote zegt: Dit verwijst naar de tefillin van het hoofd.

Nahman b. Isaac zei tegen R. Hiyya b. Abin: Wat staat er geschreven in de tefillin van de Heer van het Universum? – Hij antwoordde hem: En wie is als Uw volk Israël, een volk één op aarde. Zingt de Heilige, gezegend zij Hij, dan de lof van Israël? – Ja, want er staat geschreven: Gij hebt heden de Heer verheerlijkt . . . en de Heer heeft heden u verheerlijkt.

De Heilige, gezegend zij Hij, zei tot Israël: Gij hebt Mij tot een unieke entiteit in de wereld gemaakt, en Ik zal u tot een unieke entiteit in de wereld maken. Jij hebt mij tot een unieke entiteit in de wereld gemaakt’, zoals gezegd wordt: Hoor, O-Israël, de Heer onze God, de Heer is één. En Ik zal u tot een unieke entiteit in de wereld maken’, zoals gezegd wordt: En wie is als Uw volk Israël, een volk één op aarde.

Aha b. Raba zei tegen R.Ashi: Dit verklaart één geval, hoe zit het met de andere gevallen? – Hij antwoordde hem: [Zij bevatten de volgende verzen]: Want welk groot volk is er, etc.; En welk groot volk is er, etc.; Gelukkig ben jij, o Israël, etc.; Of heeft God geoordeeld, etc.; en Om u hoog te maken boven alle naties. Als dat zo was, zouden er dan te veel gevallen zijn? – Vandaar: Want welke grote natie is er, en En welke grote natie is er, die gelijkenis vertonen, zijn in één geval; Gelukkig zijt gij, O-Israël, en Wie is als Uw volk, in één geval; Of heeft God geoordeeld, in één geval; en Om u hoog te maken, in één geval. (BBerachot 6a-b)

 

Dit bericht is geplaatst in KOINONIA LIVE!. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *