Gewone taal die verduistert

Soms zijn kleine verschillen in vertaling interessant voor het begrip van een tekst. Bijvoorbeeld, in Genesis 22 vers 1 zegt de Bijbel in gewone taal: Niet lang daarna wilde God zien hoe groot Abrahams vertrouwen was. In de meeste vertalingen staat hier een variant van de uitdrukking testen of beproeven: Na deze dingen beproefde God Abraham.


Een tweede opvallend element in deze vertaling is het vervolg van dat vers: “God zei: ‘Abraham’.  Abraham antwoordde: ‘ja ik luister.‘” De vertaling bevat uiteraard een interpretatie van de tekst. Dat is niet vreemd, omdat elke vertaling een interpretatie is. Toch zijn enkele zaken hier opvallend. Als men spreekt over hoe groot Abrahams vertrouwen was—God wilde zien hoe groot dat vertrouwen was—waarom gebruikt men dan niet het woord geloof? Zo wordt het immers ook in de traditie van het Nieuwe Testament begrepen: het is een test van Abrahams geloof. Hoewel dit geloof zeker ook vertrouwen inhoudt, is het toch opmerkelijk. Geloof is toch nog meer dan vertrouwen, het is denken en handelen op grond van de betrouwbaarheid van Degene die men dient, vanuit de trouw die men tegenover die Persoon verschuldigd is.



Als het een test is van Godsvertrouwen, zou dat betekenen dat Abraham van tevoren al weet dat hij Isaac niet hoeft te offeren. Dat is een teken van groot vertrouwen, zoals Immanuel Kant heeft uitgelegd. Abraham had kunnen weten dat de stem die hij hoorde niet de stem van God was; dat is vertrouwen in God—weten dat de opdracht je zoon te offeren niet van God kan komen. Het is echter anders wanneer het woord geloof wordt gebruikt; daarin zit een diepere aanvaarding van Gods woorden, hoezeer ze ook tegen de eigen intuïtie ingaan. Kan God eigenlijk wel testen hoe groot het vertrouwen is wanneer Hij de opdracht geeft om Isaac te offeren?

Een derde element van de vertaling dat vervreemding oproept, is het gebruik van de term offeren. Offeren is ondubbelzinnig, maar het brengen van een zogenaamde verhoging (oolèh), doorgaans geïnterpreteerd als een brandoffer, heeft die dubbelzinnigheid wel. Gaat het om de uitvoering van het begrip verhoging als brandoffer of om die verhoging zelf, dat wil zeggen de consecratie of toewijding van Isaac? Het woord offer  – ook gebruikt in de andere Nederlandse vertalingen – neemt die dubbelzinnigheid weg en maakt onzichtbaar dat Abraham in zijn interpretatie van Gods woorden ook een beslissing heeft moeten nemen.


De Naardense vertaling blijft (als enige) dicht bij het origineel:


Tenslotte zit er ook nog een eigenaardigheid verscholen in de uitdrukking ja ik luister. Dit vertaalt een Hebreeuwse uitdrukking die meestal wordt vertaald als hier ben ik. Die uitdrukking duidt op een aanwezig zijn en zich beschikbaar maken. Dat alles wordt slechts gedeeltelijk gedekt door ja ik luister. Het gaat immers niet om de aandacht die Abraham schenkt aan Gods woorden, maar juist om de totale beschikbaarheid en presentie voor Gods aangezicht in het besef dat alleen God kan beschikken over het leven.



Zo kan iemand die de Bijbel in gewone taal leest toch op een verkeerd spoor worden gebracht, en dat is jammer.

Dit bericht is geplaatst in Bijbelse Theologie. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *