Exodus 12:1-6 (2) in de Christelijke exegese

Midden in het dramatische conflict tussen de Here en de goden van Egypte, is er deze onderbreking. Drie verschillende belangrijke wetten worden hier, dat wil zeggen in Egypte, geïntroduceerd. Pesach, ongezuurde broden en de wijding van de eerstgeborene krijgen hun plaatsen daarmee ook hun betekenis juist binnen het verhaal van de exodus. De boodschap van alle drie deze feesten is eenvoudigweg dat Israël eigendom is van de Here vanwege de redding van het volk.

De plaatsing van deze drie feesten suggereert ook dat ze begrepen moeten worden als een eenheid. In ieder geval is het lam van het Paasoffer op een of andere wijze verbonden met het offer van de eerstgeborene. In ieder geval hebben ze alle drie te maken met de uittocht.


12:1 En de Here zei tot Mozes en tot Aaron in het land Egypte:


Dit vers maakt duidelijk dat de instelling van Pesach een door God geopenbaard gebod aan Israël is. In het land Egypte betekent volgens Nachmanides dat deze openbaring niet werd gegeven in de steden van Egypte. Waarom niet? Omdat de stad een plaats van onreinheid was.


12:2 Deze maand zal u het begin der maanden zijn; zij zal u de eerste der maanden van het jaar zijn.


Pasen is een feest van het voorjaar, in de eerste maand van het jaar. Voor de Babylonische ballingschap begon het jaar van Israël in de herfst. Ook de naam veranderde van Aviv, zoals in Deuteronomium 16:1, tot Nisan, zoals in Esther 3:7. De verandering van de kalender is een verandering van de beleving van de tijd van de geschiedenis. Wanneer het jaar begint met Pasen dan is de uittocht ook het begin van de tijd van Israël: met de uittocht begint de nieuwe tijd.


12:3 Spreekt tot de gehele vergadering van Israel als volgt: op de tiende van deze maand zal ieder voor zich een stuk kleinvee nemen, familiesgewijs, een stuk kleinvee per gezin.


Het woord “lam” kan verwijzen naar schapen of geiten zonder aanduiding van een leeftijd. Toch werd feitelijk alleen maar een schaap geofferd.
In Exodus is Pasen vooral een familiefeest, waarin een lam (een schaap of een geit) in het centrum staat. In Deuteronomium echter wordt het feest beschreven als een openbare aangelegenheid, en wordt niet langer over een lam gesproken maar over een offer uit een kudde – Deuteronomium 16:1-8.
In de hele tijd van de tempel werd Pasen dus ook als een openbare dienst gevierd. Omdat het familiale karakter van het feest niet helemaal verdween, bleef het mogelijk om het te vieren ook toen Jeruzalem en de tempel verloren gingen.


Opmerking 1 – Pesach en het avondmaal


Paulus brengt de dood van Jezus nadrukkelijk in verband met het avondmaal, wanneer hij zegt dat “ook ons Pascha is geslacht.” De wekelijkse viering van het avondmaal is een wekelijkse herhaling van het Paasfeest in zijn Messiaanse gestalte. Op grond daarvan zou ik zeggen dat we, in navolging van Paulus, uit Exodus 12 en Deuteronomium 16 lessen mogen leren over de viering van het avondmaal.
Omdat het christelijke Paasfeest ook een vernieuwde versie is van de Joodse Pesachviering, ligt het ook voor de hand dat we hier lessen mogen trekken uit de Rabbijnse traditie die spreken over het Pascha.


Opmerking 2 -Redding door bloed in vrijzinnig perspectief


In een vrijzinnige benadering kan het idee dat het vergieten van onschuldig bloed reiniging tot stand brengt, geen stand meer houden. Welke motieven en redenaties zitten achter deze afkeer van de Bijbelse symbolen?

Er zijn drie redenen om het idee van een bloedig offer af te wijzen:
1. De openbare slachting van een lam en de manipulatie van het bloed is voor onze moderne sensitiviteit een gruwelijke aanblik.
2. De opvatting dat er een magische werkzaamheid in het bloed van een onschuldig dier ligt, is bovendien een primitieve gedachte. Na de verlichting en de ontwikkeling van de wetenschap in de moderne tijd, is onze ervaring fundamenteel veranderd.
3. Het idee dat lijden de prijs is voor het goede, is voor ons ook niet langer aanvaardbaar. De theorie dat verzoening wordt gebracht door middel van een moord, is voor moderne mensen alleen maar met ingewikkelde theologische constructies aanvaardbaar te maken.

Het is daarom nodig om de christelijke leer op dat punt opnieuw te formuleren zodat een beeldspraak die voor ons niet langer effectief is, daaruit kan worden verwijderd.

De waarheid van Pasen zal nooit vergaan, maar de symbolische taal waarin die waarheid wordt meegedeeld kan wel verouderd raken. En met name de beeldspraak rond het bloed die zowel voor Mozes als voor Paulus als voor Augustinus aanvaardbaar was, omdat zij in hun tijd immers gewend waren aan de aanblik van bloed, zal voor ons moeten wegvallen. Wij zullen ons niet beschermen tegen de doodsengel door bloed te smeren aan onze voordeur.

Maar er zijn meer rationele manieren om het kwade te bestrijden dan door middel van dit gruwelijke symbool. Er is een nieuwe rituele taal nodig, die meer in overeenstemming is met ons moderne begrip van waar het christendom voor staat. Het gaat in de theologie niet zozeer om speculaties vanuit een onachterhaalbaar verleden, maar om morele ondersteuning bij de beslissing over wat van belang is in het dagelijks leven, en hoe het goede dat alle mensen nastreven ook kan worden bereikt. Wat we tot elke prijs moeten zien te vermijden, is dat onze theologie gebaseerd is op willekeurige teksten en opdrachten opdrachten, waarvan we menen dat die door God zijn gegeven, die wij blindelings moeten gehoorzamen, lange tijd nadat de redenen achter die zogenaamde goddelijke bevelen ongeldig zijn geworden. De houding die ons vreemd is geworden, komt uit onze kindertijd. Twee kleuters kunnen met elkaar in een hopeloos dogmatisch debat raken: “het is zo!” “Het is niet zo!” “God zegt het, en dat is genoeg,” een slogan van het christelijk fundamentalisme, staat niet op hoger niveau.

Het ongemak waarmee moderne mensen en dus ook moderne theologen te maken krijgen als ze de rituele taal van het Oude en Nieuwe Testament lezen, is nergens zo groot als juist bij het symbool van het bloed. Maar de vrijzinnige benadering veronderstelt, dat het hier gaat om een verschil in ervaring. Er is een suggestie dat wij in onze meer beschaafde tijden, bij het zien van bloed onmiddellijk medelijden hebben met het slachtoffer. Mensen uit Bijbelse tijden zouden zodanig gewend zijn aan de aanblik van bloed, dat het exact om die reden mogelijk was om bloed als een ritueelsymbool te gebruiken. Vandaar bij vele theologen de substitutie van het woord bloed met het woord dood.

Maar waar komt deze veronderstelling vandaan? Het lijkt mij juist denkbaar dat het hanteren van bloed als een symbool haar kracht juist ontleende aan het feit dat ook in Bijbelse tijden de aanblik van bloed een ervaring van afgrijzen was. Maar dat dit afgrijzen in de context van het ritueel, werd opgeheven en getransformeerd tot een ervaring van heiligheid of van het door Rudolf Otto zo genoemde “numineuze”. De vervanging van bloed door dood brengt geen grotere helderheid, maar neemt wel de confrontatie met het heilige en anders-dan-menselijke weg.


12:4 Maar indien een gezin te klein is voor een stuk kleinvee, dan zullen hij en de naaste buurman van zijn gezin er een nemen, naar het aantal personen; gij zult bij het stuk kleinvee rekenen met ieders behoefte.


Het minimum aantal voor een huisgezin waarvan hier sprake is, is volgens Flavius Josephus gelijk aan het aantal joodse mannen dat vereist is voor een volledige joodse eredienst: namelijk 10. Soms kwam het voor dat twee gezinnen dezelfde ruimte moesten gebruiken, en dan was het van belang dat ze met hun ruggen naar elkaar toe zaten om een duidelijke scheiding tussen de twee gezelschappen te maken.


12:5 Een gaaf, mannelijk, eenjarig stuk kleinvee moet gij nemen; gij kunt dit nemen van de schapen of van de geiten.


Het is niet duidelijk of het lam “in zijn eerste jaar”, of: “een jaar oud” moest zijn. In moderne interpretaties wordt vaak de laatste optie gekozen, ondersteund door de versie van de Septuaginta.


12:6 En gij zult het bewaren tot de veertiende dag van deze maand; dan zal de gehele vergadering der gemeente van Israel het slachten in de avondschemering.


Volgens de Misjna kwamen drie groepen achter elkaar de tempel binnen voor het slachten van de lammeren. Die gedachte werd gebaseerd op de drievoudige uitdrukking: de hele verzameling (qahal) van de gemeenschap (edah) van Israël.
De familiehoofden sneden de keel van de lammeren door, en de priesters vingen het bloed op 11 emmer, gaven het aan elkaar door en gooide het tegen de onderkant van het altaar volgens MPesachiem 5:3.
In verband met het commentaar van Nachmanides heb ik al geschreven over de uitdrukking “bein ha-arbajim” dat gezaghebbende werd uitgelegd als in de namiddag voor zonsondergang. De afwijkende uitleg bepaalt het moment na zonsondergang en voordat de duisternis van de nacht aanbreekt, een opvatting die gevolgd werd door de Sadduceeën en nog steeds wordt gevolgd door bijvoorbeeld de Samaritanen.

Volgende week maandag gaan we verder met Exodus 12:7.

Dit bericht is geplaatst in bijbelbespreking, Bijbelse Theologie, Bijbelstudie. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *