Hoe kunnen wij de taal van de Bijbel over de “overheden en machten” als moderne mensen verstaan? We nemen aan dat in de antieke wereld deze machten letterlijk werden gezien als onzichtbare demonen die met hun vleugels rond flapper een in de lucht, en ongelukkige sterfelijke mensen af en toe raken met ziekte, of dood.
Als moderne mensen nemen we aan dat we deze klassieke teksten alleen maar kunnen opvatten als uitingen van hallucinaties, zonder fysieke basis, zodat we hun beschrijvingen moeten afdoen als restanten van mythisch denken. (Hoewel sommigen met moderne fysische opvattingen de taal van de Bijbel geheel en al letterlijk nemen.)
Wat voor ons heel moeilijk is, dat is nadenken in een dimensie die tussen het fysische en het metafysische in staat, en die we de symbolische orde, of de orde van de verbeelding moeten noemen. Wij kunnen over de machten niet nadenken zoals de Bijbel dat doet: als realiteiten zonder substantie, als geestelijke wezens die toch geen bestaan hebben buiten hun concrete aanwezigheid in de zichtbare wereld. Onze tactiek om ermee om te gaan is meestal deze: we lezen de geestelijke wezens in de Bijbel alsof het personages zijn, en vervolgens beoordelen we het door ons gebruikte begrip persoon als onwetenschappelijke vorm van bijgeloof. Wat de Bijbel verstaat onder een macht en wat wij daarmee bedoelen komt daardoor volledig uit elkaar te liggen. Wanneer we willen begrijpen wat de Bijbel onder deze machten verstaat, moeten we niet onze eigen sociologische categorieën van macht op de Bijbelse teksten toepassen. Wat we moeten doen is kijken naar het unieke vocabulaire en de begrippen uit de eerste eeuw, en proberen ons voor te stellen wat mensen uit die tijd bedoeld hebben met deze taal van de machten, binnen hun eigen wereldvisie en binnen hun eigen mythische referentiekader.
Natuurlijk mogen wij niet geloven in wat niet bestaat. Maar het is gevaarlijk om niet te geloven in datgene wat bestaat buiten onze beperkte categorieën. De overheden en machten van het Nieuwe Testament kunnen niet zomaar worden vertaald in de categorieën van de moderne sociologie of psychologie. De overheden en machten kunnen zeker wel worden opgevat als instituties, sociale systemen en politieke structuren. Zo komt ook een christelijke sociale ethiek, of een politieke theologie tot stand vanuit de taal van het Nieuwe Testament.
Toch blijft er dan een onzichtbare, geestelijke dimensie over die een ernstige realiteit bevat. Zeker, de taal van de overheden en machten verwijst naar de innerlijke en uiterlijke kant van een manifestatie van macht. Er is een geestelijke mentaliteit werkzaam in instituties, en dat is de innerlijke kant. Er is ook een uiterlijke kant: politieke systemen, aangestelde ambtenaren, wetten, alle tastbare manifestaties die macht ook heeft. Elke macht heeft een zichtbare kant en een onzichtbare kant. En die twee kanten ontstaan tegelijkertijd.
Wanneer een bepaalde macht zichzelf boven God plaatst, wordt die macht demonisch. De taak van de kerk is de afgoderij te ontmaskeren en zo de machten terug te roepen tot het doel dat God voor hen heeft aangewezen. Zo zegt Efeze 3:10:
Opdat nu aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten door de gemeente de veelvoudige wijsheid van God bekendgemaakt wordt.
De uitdrukking “in de hemelse gewesten” duidt niet op hun fysieke plaats van bestaan, maar op de pretentie dat ze goddelijk zijn, boven de mens staan in gezag en macht. Een materialistische verklaring wordt hier metafysisch – het is dan een tastbare maar tegelijk onzichtbare realiteit in een specifieke, hoewel onzichtbare plaats. Een spiritualisme geeft als verklaring dat het uitdrukkingen zijn voor een mentaliteit of een ideologie. Beide voldoen echter niet.
De taal van de machten loopt door het hele Nieuwe Testament heen. De ontmaskering van de machten is een belangrijk thema in de uitleg van het evangelie. Het Koninkrijk van God behelst de vol van deze machten of nog beter: het terugbrengen van deze machten onder het gezag van God.
De taal van de machten in het Nieuwe Testament is zeer gevarieerd. Er is sprake van heersers in Mattheus 20, koningen, hogepriesters in Lukas 24, engelen en machten in Romeinen 8, machten en namen in Handelingen 4, autoriteiten en delegaties in Handelingen 26.
De taal van de machten in het Nieuwe Testament is niet systematisch en het is mogelijk dat woorden wisselend worden gebruikt zowel voor menselijke machthebbers als voor de “machten” in de hemelse gewesten, dus met een element van het metafysische.
Desalniettemin vertonen deze kernwoorden in het Nieuwe Testament een duidelijk patroon van hun gebruik.
Archè wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het ambt, of de structuur van de macht – regering, Koninkrijk, machtsgebied.
Exousia is een aanduiding voor de sancties en vormen van legitimatie waardoor de macht wordt gehandhaafd, het heeft normaal gesproken een abstracte betekenis.
Thronos duidt een zetel van de macht aan, de plaats waar de macht is geconcentreerd.
Het woord “naam” refereert aan het geheel van de persoon die macht uitoefent, een rang bekleed of beroemd is.
De lijst van Romeinen 8:38-39 is bijna compleet: dood, leven, engelen, overheden, tegenwoordige dingen, komende dingen, machten, hoogte, diepte zijn allemaal termen voor deze machten in de symbolische orde. Met een onzichtbare kant en een zichtbare kant.
Alle machten in het Nieuwe Testament zijn goddelijk en menselijk, geestelijk en politiek, onzichtbaar en structureel, hemels en aards. Zo lezen we in Kol. 1:16
“In Hem zijn alle dingen geschapen in de hemelen en op de aarde, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten: alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen.”
De machten komen uit Christus voort en zijn bestemd om Hem te dienen. De machten worden demonisch en afgodisch als ze zichzelf dienen er goddelijke eer opeisen.
Kijken we in het bijzonder naar de taal van de engelen.
Engelen zijn de machten in hun hemelse vorm. Ook hier vinden we de dubbelzinnigheid van alle termen van de macht. Een engel is ook een menselijke boodschapper, of een ander woord voor de Heilige Geest. Zo bijvoorbeeld in Lukas 9:26 waar we lezen dat de Zoon des mensen komen zal in zijn heerlijkheid en die van de Vader en van de – en dan verwachten we Heilige Geest maar dan staat er – en van de heilige engelen.
Engelen worden aangeduid met een veelheid van termen. Het woord engel is blijkbaar synoniem met de meeste andere woorden voor macht in het Nieuwe Testament. Het lijkt erop dat het woord engel gebruikt wordt om machten aan te duiden niet als personen zozeer, maar als gepersonifieerd, dat wil zeggen machten die van Gods wegen uitgaan met de verstaanbare boodschap, dus in een situatie van communicatie.
Sinds Daniël 10 is het ook gebruikelijk om engelen te beschouwen als vertegenwoordigers van de mentaliteit van een volk, als de hoeder van hun bestemming. Dat werd ook ligt op een passage in 1 Kor. 6:3 waar Paulus zegt dat wij engelen zullen oordelen. Het lijkt mij dat dat dan engelen zijn die de volkeren representeren, en dat Paulus hier eenvoudig zegt dat wij betrokken zullen zijn bij het oordeel over de volkeren – overigens een bekend motief in de rabbijnse literatuur.
(Wordt vervolgd)