We bespreken een deel van het eerste hoofdstuk dat ons voorhoudt dat wij nieuwe schepselen geworden zijn, rechtvaardig en heilig. Dat gaat dus niet alleen over onze positie, maar over onze conditie, onze feitelijke toestand.
Is dat de bedoeling van 2 Kor. 5:17?
Verder vinden we enkele aanwijzingen voor (1) de simplistische toepassing van wat aan de apostelen is geschonken aan ons – terwijl wij tot geloof kwamen door het woord van de apostelen en niet dezelfde volmacht en opdracht hebben
en (2) het misverstand (2a) dat de prediking van het Koninkrijk door de Heer Jezus identiek is aan onze verkondiging van het evangelie van Gods Zoon én (2b) dat we dat Koninkrijk door innerlijke openbaring moeten ontdekken. Tenslotte vinden we (3) de onterechte tegenstelling tussen wat de Geest leert en ons door de Geest verlichte verstand – dat laatste wordt niet gezien en TdW spreekt alleen over het natuurlijke verstand.
Door het verstand uit te schakelen wordt veel onzin plotseling geloofwaardig?