In deze voorlopig laatste bijdrage in de serie over Paulus en het Jodendom moeten we kijken naar een benadering van Paulus die verder gaat dan de zogenaamde nieuwe Paulus, namelijk de Joodse Paulus of wat Nanos het “Apostolisch Jodendom” noemde. Mark Nanos en Magnus Zetterholm zijn belangrijke vertegenwoordigers hiervan. Wat zegt Nanos over Paulus’ relatie tot het Jodendom en de Tora? Dit is belangrijk omdat Sanders beweert dat Paulus een fundamenteel nieuwe religie heeft gecreëerd. De “participerende eschatologische verlossingsleer” van Paulus zou in scherpe tegenstelling staan tot het “covenantal nomism” dat Sanders in het Paestijnse Jodendom van Paulus’ tijd zag.
De ontwikkeling is als volgt: W. D. Davies stelt al in 1948 dat Paulus middelen van het rabbijnse Jodendom gebruikt. Verschillende hermeneutische denkfiguren zijn bekend van het Jodendom en eveneens aanwezig bij Paulus. E. P. Sanders probeert in 1977 aan te tonen dat Paulus volledig afwijkt van het Palestijnse Jodendom, dat een vorm van “covenantal nomism” is, d.w.z. dat het onderhouden van de geboden een uitvloeisel is van de relatie tot God binnen het Verbond – en dus niet een middel om de behoudenis te verwerven. Paulus zou daarentegen een participatie-verlossingsleer onderwijzen. James Dunn zegt vervolgens – in onderscheid tot Sanders – dat Paulus binnen het Jodendom een nieuwe situatie wilde creëren, een verruimd Israël waar ook niet-joden toegang hebben. De werken van de wet zijn volgens hem de traditionele opdrachten die Israël van de volkeren scheiden.
Dan komt Mark Nanos. Hij stelt net als Dunn dat Paulus een tora-getrouwe Jood was gedurende zijn hele leven. Volgens Nanos moeten we echter anders kijken naar hoe Paulus het onderscheid tussen joden en niet-joden behandelt. Paulus’ bezwaren tegen de Tora – zoals de bewering dat de Tora een tuchtmeester was tot op Christus, in de brief aan de Galaten – zijn niet gericht tegen joden of tegen zijn eigen relatie tot de Tora. Hij verzet zich ertegen dat niet-joden verplicht worden de Tora op Joodse wijze na te leven zodra ze volgelingen van Jezus worden.
Dit onderscheid is cruciaal. Het gaat Paulus om de bescherming van de Tora, niet om verzet tegen haar als uitdrukking van Gods wil. Een Torah die door niet-joden wodt gehoorzaamd buiten de Joodse gemeenschap, buiten Israël om, kan alleen maar verminderen in diepgang en betekenis. Een verwaterde versie van de Tora zou ontstaan en wie heeft daar baat bij? Daarom is hij tegen de besnijdenis van niet-joden; zij hebben een andere geloofsweg en besnijdenis is voor hen niet gepast. Dit betekent geen algemene verwerping van besnijdenis voor alle joden of niet-joden.
Nanos legt uit dat de uitdrukking erga tou nomou (werken der wet) verwijst naar rituelen bij de bekering van proselieten, zoals besnijdenis. Dit betekent niet dat Paulus tegen joodse gedragsnormen voor joden of niet-joden gekant was. Hij was niet tegen goede werken (Ridderbos) of joodse identiteitskenmerken voor joden, maar wel tegen het opleggen van bekering tot de joodse identiteit aan niet-joden.
Volgens Paulus’ evangelie maken niet-joden al deel uit van Gods familie door Jezus. De messias Jezus heeft immers al een voorloper van de messianse tijd gebracht, warin niet-Joden als zodanig de verlossing kunnen ervaren. De normen van het dagelijks leven blijven wel gebaseerd op de Tora, hoewel niet-joodse volgelingen technisch gezien niet onder de Tora staan. Echter, Paulus verwachtte wel dat ze volgens deze normen zouden leven.
Nanos introduceerde daarom de term Apostolisch Jodendom om de vroege beweging rondom Jezus te beschrijven, waarbij gemeenschappen onder Paulus’ gezag een specifieke vorm van Jodendom praktiseerden waarin niet-joden geen deel werden van Israël maar wel joodse gedragingen en normen overnamen. Apostolisch Jodendom is een betere term dan “messiaans” Jodendom, omdat Israël nu eenmaal altijd al “messiaans” geweest is, ook wanneer het die Messias niet in Jezus van Nazareth herkende.
Paulus neemt in zijn eerste brief aan Korinthe (hoofdstuk 8-10) de Tora serieus als uitgangspunt voor hoe niet-joden zich moeten gedragen. Dat zie je n de discussie over het eten van vlees dat aan de afgoden gewijd was. (Het vlees van geofferde dieren werd naast de Tempel in de slagerij verkocht als voedsel.) Zijn relatie tot de Tora is complex en genuanceerd, en draait vooral om het onderscheiden van rollen en verplichtingen voor joodse en niet-joodse volgelingen van Jezus. De klassieke interpretatie dat Paulus de Tora verwierp voor Joden én niet-Joden is onjuist; hij zag haar toepassing voor niet-Joden in het licht van de komst van de Messias.
Ha Robbert
Ik ken Mark Nanos niet. Dank.
Bart