Er zijn twee cruciale episodes binnen de ingewikkelde historische context van het Israelisch-Arabische conflict: de Naqba (Arabisch voor “de catastrofe”), die staat voor de ontheemding van Arabieren in het mandaatsgebied Palestina tijdens de Arabisch-Israëlische oorlog van 1948, en de Geroesj, (Hebreeuws voor “de verdrijving”), die staat voor de ontheemding van Joodse bevolkingsgroepen uit Arabische landen tussen 1948 en 1952.
LUISTER HIER NAAR DE TEKST:
Zowel de Nakba als de Geroesj zijn diepgaande menselijke tragedies, gekenmerkt door groot lijden, het verlies van huizen en middelen van bestaan – de Joodse verdrevenen lieten voor miljarden aan bezittingen achter – en het uiteenvallen van gevestigde gemeenschappen.
Een volledig begrip van deze parallelle ervaringen vereist de erkenning van de pijn en het trauma dat beide groepen hebben doorstaan, evenals de erkenning van de verschillende verhalen van zowel Palestijnse als Joodse vluchtelingen. Vooral de verhalen over de Naqba zijn echter diepgaand ideologisch gekleurd vanuit het perspectief dat de staat Israël niet had mogen ontstaan en de volledige verdrijving van Joden uit Israël het enige correcte doel is. Het antisemitisme in dit Arabische narratief moet onder ogen worden gezien. Deze erkenning van de pijn aan beide zijden is wel onontbeerlijk voor een meer genuanceerde dialoog over de complexiteit van dit conflict.
De Naqba: Een Arabische catastrofe
Voor Arabieren uit de Gaza en de Westelijke Jordaanoever (en degenen die naar andere landen uitweken) heeft de term “Naqba” een diepgaande betekenis. Het verwijst niet alleen naar specifieke gebeurtenissen in 1948 en -49, maar ook de ervaring van ontheemding, onteigening en de al dan niet vermeende ontkenning van het recht op zelfbeschikking. De Nakba functioneert als een bepalend moment in de “Palestijnse” geschiedenis, een wond die een collectieve identiteit heeft veroorzaakt. (NOOT 1) Zonder de Naqba en het vanaf 1967 begonnen narratief van een “Palestijns” volk, zou er geen conflict tussen Israël en de “Palestijnen” – Arabieren die leven in het mandaatgebied Palestina – zijn geweest.
In 1948, toen het Britse Mandaat over Palestina ten einde liep, begonnen de omliggende Arabische staten een vernietigingsoorlog tegen de Joodse staat. In deze oorlog zijn vele honderdduizenden Arabieren gevlucht, werden meer dan 40 Arabische dorpen ingenomen of verwoest, vond er een scheiding plaats binnen families en een aanzienlijk deel van de Arabische bevolking raakte ontheemd. Deze vluchtelingen en hun nakomelingen vormen nu ruwweg een bevolking van ongeveer 5 miljoen mensen.
Hoewel de schattingen uiteenlopen, wordt algemeen aangenomen dat ongeveer 700.000 Arabieren, die meer dan de helft van de vooroorlogse Arabische bevolking van Palestina uitmaken, ontheemd raakten tijdens de Naqba. Velen vluchtten als directe reactie op de vijandelijkheden, terwijl anderen werden verdreven door Israëlische troepen. Sommigen gaven gehoor aan een oproep van Arabische zijde om de vijandelijkheden te ontwijken met de belofte dat na de overwinning een terugkeer mogelijk zou zijn. Dat werd de inzet van een tientallen jaren durende kwestie van het recht op terugkeer en compensatie voor geleden verliezen dat door het Israëlische parlement werd geweigerd. De gebeurtenissen van de Naqba leidden tot het ontstaan van een omvangrijk en langdurig “Palestijns” vluchtelingenprobleem.
De oorzaken en verantwoordelijkheden voor de Arabische exodus blijven onderwerp van hevig debat. Sommigen beweren dat de Arabieren onder dwang verdreven werden als gevolg van een weloverwogen Israëlisch verdrijvingsbeleid, terwijl anderen beweren dat ze vertrokken op aandringen van Arabische leiders, die hen een snelle terugkeer verzekerden na een verwachte snelle Arabische overwinning. Weer anderen schrijven de uittocht toe aan een samenloop van factoren, waaronder angst, wijdverspreide paniek en de ineenstorting van de sociale orde.
Wat de precieze oorzaken ook zijn, de gevolgen van de Naqba waren verwoestend voor 85% van de toen in Israël levende Arabieren. Ze leden onder het verlies van hun huizen, land en middelen van bestaan, en werden verspreid over de regio en daarbuiten, verbleven vaak in vluchtelingenkampen en worstelden om hun leven weer op te bouwen. De Naqba staat nog steeds symbool voor het verlies en de ontheemding van deze groep Arabieren en herinnert hen voortdurend aan het onrecht dat hen wordt aangedaan. Mede hierdoor is het al bestaande Arabische nationalisme aangewakkerd en raakte de term “Palestijnen”- oorspronkelijk een term voor Joden én Arabieren die in het mandaatgebied Palestina woonden – vooral na 1967, ingeburgerd voor de nakomelingen van de gevluchte Arabieren in het mandaatgebied.
Daarnaast moet worden opgemerkt dat een groot deel van de Arabieren is gebleven en nu deel uitmaakt van de Israelische bevolking met dezelfde rechten als Israelische Joden. Ongeveer 150.000-160.000 Palestijnse Arabieren bleven binnen de grenzen van Israël na de oorlog van 1948, wat neerkomt op ongeveer 15 tot 20% van de totale Palestijns-Arabische bevolking van het Mandaatgebied Palestina voor de oorlog. (NOOT 2) Deze Arabieren werden bekend als “Arabische Israëli’s”. De meeste Arabieren die bleven, woonden in Galilea, delen van de Negev-woestijn en enkele stedelijke gebieden zoals Haifa en Jaffa.
De verdrijving van Joden uit Arabische landen: Een parallelle tragedie
Terwijl de Naqba alom erkend en besproken wordt, krijgt de Geroesj, de verdrijving en ontheemding van de Joodse bevolking uit Arabische landen (NOOT 3), veel minder aandacht. De meeste Nederlanders zijn zich niet of nauwelijks van die gebeurtenis bewust. Dat heeft een eenzijdige aandacht voor de tragiek van de “Palestijnen” als effect gehad. Deze gebeurtenis vertegenwoordigt echter een parallelle tragedie, gekenmerkt door zijn eigen specifieke oorzaken, gevolgen en blijvende impact.
Eeuwenlang waren er Joodse gemeenschappen in Arabische landen, die vaak vreedzaam samenleefden met hun medeburgers. Maar met de opkomst van het Zionisme en de oprichting van de staat Israël begonnen de omstandigheden voor Joden in Arabische landen te verslechteren. In veel landen kregen ze te maken met toenemende vijandigheid, discriminatie en vervolging.
Na de Arabisch-Israëlische oorlog van 1948 verslechterde de situatie aanzienlijk. In bepaalde landen werden Joden beschuldigd van spionage of samenwerking met Israël, wat leidde tot gewelddadigheden, pogroms en de invoering van discriminerende wetten. Veel Joden kregen te maken met verlies van banen, inbeslagname van eigendommen en beperking van hun vrijheid.
Als gevolg hiervan werden honderdduizenden Joden gedwongen om te vluchten of werden verdreven uit Arabische landen. Sommigen vertrokken vrijwillig uit angst voor hun veiligheid, terwijl anderen onder dwang werden gedeporteerd door de overheid. Ze lieten hun huizen, bedrijven en gemeenschapsbanden achter, vaak met minimale bezittingen.
Volgens schattingen zijn tussen 1948 en de jaren 1970 ongeveer 850.000 Joden uit Arabische landen verdreven. Sommigen (ongeveer 250,000) zochten hun toevlucht in Israël, terwijl anderen emigreerden naar Europa, de Verenigde Staten en andere delen van de wereld. Net als de Arabische vluchtelingen stonden zij voor de uitdaging om hun leven opnieuw op te bouwen in een onbekende omgeving.
“Vóór de oprichting van de staat Israël in 1948 leefden ergens tussen de 700.000 en 850.000 Joden in verstokte gemeenschappen verspreid over het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Tegen het einde van de eeuw zouden alle historische Joodse gemeenschappen in de regio (met de gedeeltelijke uitzonderingen van Marokko en Iran) één lot treffen – ontwrichting en verspreiding – waarbij ze in feite zouden verdwijnen zonder een spoor achter te laten in hun landen van herkomst”. (NOOT 4)
De verdrijving van Joden uit Arabische landen betekent een aanzienlijke demografische transformatie in het Midden-Oosten. Het markeerde het einde van eeuwen van Joodse aanwezigheid in vele Arabische landen en droeg bij aan de polarisatie van de regio. De verhalen van deze Joodse vluchtelingen, inclusief hun ervaringen van verlies en ontheemding, verdienen veel meer erkenning en dienen als tegenwicht tegenover de uitsluitende aandacht voor de Naqba. Wanneer Israël wordt beschuldigd van apartheid (NOOT 5) is het goed te beseffen dat enerzijds Arabieren in Israel een volledig Israëlisch burgerschap is toegekend, terwijl Joden anderzijds in Arabische landen bijna rechteloos waren.
Het is gemeengoed om veel van Israëls binnenlandse spanningen toe te schrijven aan vermeende Joodse discriminatie van de Arabische burgers van het land. Bijna elke Israëlische Arabische niet-gouvernementele organisatie houdt vol dat dergelijke discriminatie de Joodse staat in het algemeen en zijn arbeidsmarkten in het bijzonder kenmerkt. De Israëlische media interviewen routinematig Israëlische Arabieren (en niet-Ashkenazische Joden) die beweren het slachtoffer te zijn geweest van discriminatie.
Natuurlijk is Israël in werkelijkheid de enige entiteit in het Midden-Oosten die geen apartheidsregime is, en de laster over apartheid is alleen steekhoudend in de hoofden van de vijanden en lasteraars van de Joodse staat. Toch is discriminatie een wetenschappelijk empirische kwestie die getest kan worden en geen kwestie van subjectieve persoonlijke meningen. Als we de venijnige anti-Israël retoriek weglaten, blijft de legitieme vraag of en hoeveel discriminatie er werkelijk bestaat in Israël. (NOOT 6)
De twee gebeurtenissen vergeleken: Punten van convergentie en divergentie
Een van de duidelijkste overeenkomsten is dat beide gebeurtenissen de ontheemding en het lijden van grote aantallen mensen met zich meebrachten. Zowel Palestijnen als Joodse vluchtelingen ervoeren het verlies van hun huizen, middelen van bestaan en gemeenschappen, en gingen gebukt onder trauma’s, angst en onzekerheid.
Een ander punt van overeenkomst is dat beide gebeurtenissen een blijvende impact hebben gehad op de regio. De Nakba resulteerde in het ontstaan van een aanzienlijke en blijvende Palestijnse vluchtelingenpopulatie, terwijl de Geroesj een einde maakte aan eeuwen van Joodse aanwezigheid in veel Arabische landen. Beide gebeurtenissen hebben bijgedragen aan het voortdurende conflict en de sfeer van wantrouwen tussen Israëli’s en Palestijnen.
Er zijn echter ook opmerkelijke verschillen tussen de twee gebeurtenissen. Een van die verschillen ligt in de context waarin ze plaatsvonden. De Nakba vond plaats in een periode van actieve oorlogvoering, terwijl de verdrijving van Joden uit Arabische landen plaatsvond in een omgeving van toenemende vijandigheid en discriminatie, niet altijd in de context van open oorlogvoering.
Een ander verschil betreft de schaal en omvang van de verdrijving. Hoewel beide gebeurtenissen gepaard gingen met de ontheemding van honderdduizenden mensen, leidde de Naqba tot de ontheemding van een groter deel van de Arabische bevolking in vergelijking met de verdrijving van Joden uit Arabische landen.
Een verder onderscheid ligt in het narratief dat rond deze gebeurtenissen werd opgebouwd. De Naqba krijgt veel erkenning en staat niet ter discussie, vooral in de Arabische wereld, terwijl de Geroesj doorgaans over het hoofd wordt gezien of wordt geminimaliseerd. Dit verschil in erkenning kan bijdragen tot misverstanden en wrok.
Impact en nalatenschap: Vorm geven aan het heden
De Naqba en de Geroesj hebben een diepgaande en blijvende invloed uitgeoefend op het Midden-Oosten. Ze hebben de politieke dynamiek gevormd, het Israëlisch-Palestijnse conflict aangewakkerd en bijgedragen tot de aanhoudende sfeer van wantrouwen en vijandigheid tussen Israëli’s en Arabieren.
Voor de “Palestijnen” blijft de Naqba een centraal element van hun nationale identiteit, als symbool van hun verlies, hun onteigening en de strijd voor autonomie en zelfbeschikking. De herinnering aan de Naqba wordt van generatie op generatie doorgegeven en ondersteunt het verlangen naar terugkeer en de eis naar gerechtigheid.
De Nakba, of het verlies van Palestina in 1948 aan de zionisten, leidde tot de verdrijving van het grootste deel van het Palestijnse volk uit hun thuisland naar buurlanden en over de hele wereld. Dit was een zware klap voor de Palestijnen en er werd verwacht dat hun identiteit zou verdwijnen, en dit was misschien ook wel het geval geweest als ze geen herinneringen hadden bewaard uit de periode vóór de Nakba en de Nakba. Deze herinneringen werden zo belangrijk dat ze tot op de dag van vandaag fungeren als spil voor de Palestijnse identiteit tijdens de diaspora. Dit artikel betoogt dat deze herinneringen het Palestijnse volk nog steeds bijeenhouden en hen een gevoel van gemeenschappelijke en nationale identiteit geven. (NOOT 7)
Voor Joodse vluchtelingen uit Arabische landen dient de Geroesj als een herinnering aan de kwetsbaarheid van Joodse gemeenschappen in de diaspora en het belang van een veilig toevluchtsoord in Israël. Hun verhalen over verlies en ontheemding hebben bijgedragen aan de doelstellingen van het Zionisme – een veilige staat voor Joden – en hebben de vastberadenheid om het bestaan van Israël veilig te stellen verder vergroot.
Beide gebeurtenissen hebben ook een aanzienlijke invloed gehad op de demografische samenstelling van de regio. De Naqba leidde tot het ontstaan van een aanzienlijke Palestijnse vluchtelingenpopulatie, terwijl de Geroesj resulteerde in een aanzienlijke toename van de Joodse bevolking in Israël. Deze demografische verschuivingen hebben het conflict verder gecompliceerd en de pogingen om tot een duurzame oplossing te komen belemmerd.
De kwestie van gerechtigheid en verzoening: Vooruitgang
In het licht van het diepe lijden en de blijvende impact van zowel de Naqba als de Geroesj, is de vraag naar gerechtigheid en verzoening van het allergrootste belang. Hoe kunnen de wonden van het verleden worden geheeld? Welke stappen kunnen Israëli’s en Palestijnen zetten om vooruit te komen en een toekomst op te bouwen die gebaseerd is op wederzijds respect en begrip? Dat zal moeten beginnen met de ontwapening van Hamas en met vredesverdragen die de veiligheid van de Israëlische bevolking tegenover het terrorisme eens en voor altijd kunnen garanderen.
NOTES
(1) Hedges, I. (2015). Performative Memory: The Nakba and the Construction of Identity in Palestinian Film. , 65-82. https://doi.org/10.1057/9781137465122_5.
(2) 20% wordt genoemd in: Kamen, C. (1987). After the catastrophe II: the Arabs in Israel, 1948–51. Middle Eastern Studies, 24, 68-109. https://doi.org/10.1080/00263208808700730.
15% in: Ganim, A. (2001). The Palestinian-Arab minority in Israel, 1948-2000 : a political study. https://doi.org/10.5860/choice.39-2430.
(3) Countries, F., & Beker, A. (2016). THE FORGOTTEN NARRATIVE: JEWISH REFUGEES FROM ARAB COUNTRIES.
Negrine, R. (2013). ‘Are Jews Who Fled Arab Lands to Israel Refugees, Too?’ (New York Times, 2003). Media History, 19, 450 – 463. https://doi.org/10.1080/13688804.2013.844895.
(4) Levy, L. (2008). Historicizing the Concept of Arab Jews in the Mashriq. Jewish Quarterly Review, 98, 452 – 469. https://doi.org/10.1353/jqr.0.0024.
(5) Ellis, D. (2019). Apartheid. Israel Studies, 24, 63 – 71. https://doi.org/10.2979/israelstudies.24.2.06.
(6) Ellis, D. (2019). Apartheid. Israel Studies, 24, 63 – 71. https://doi.org/10.2979/israelstudies.24.2.06.
(7) Long, Y. (2021). Memory of the Nakba and its Effects on the Formation of the Palestinian Identity. Contemporary Arab Affairs. https://doi.org/10.1525/caa.2021.14.3.3.