De christelijke geloofsbelijdenissen vertegenwoordigen een hermeneutische traditie die Jezus Christus aanwees als degene die alle messiaanse verwachtingen van de Joden definitief vervulde.
De vervulling van Messiaanse verwachtingen
In de vroegchristelijke traditie werd Jezus Christus gezien als de vervulling van de messiaanse profetieën in de Hebreeuwse Bijbel. Dit geloof lag ten grondslag aan de ontwikkeling van de Christelijke theologie en was vastgelegd in de geloofsbelijdenissen van de vroege Kerk. Deze geloofsbelijdenissen, zoals de Geloofsbelijdenis van Nicea, verwoorden het geloof dat Jezus de beloofde Messias was die was gekomen om de mensheid te verlossen. Deze hermeneutische traditie herdefinieerde de messiaanse verwachtingen en richtte deze uitsluitend op Jezus Christus.
De Tweede Komst van Christus
Hoewel de christelijke geloofsbelijdenissen een expliciete verwachting uitspreken over de wederkomst, of Tweede Komst, van Christus, maken zij geen gebruik van de kritische functie van het messiaanse idee om de legitimiteit van politieke heersers in twijfel te trekken of hoop en bevrijding te bieden aan hen die onderdrukt worden door onrechtvaardige politieke en economische omstandigheden. De betekenis van de wederkomst van Christus, zoals verwoord in deze geloofsbelijdenissen, is vooral gericht op de verlossing (en het oordeel) van de zielen van de levenden en de doden. Deze eschatologische hoop is spiritueel van aard en legt de nadruk op persoonlijke verlossing en het laatste oordeel.
De politieke implicaties van messiaanse verwachtingen
In tegenstelling tot de vroeg-Joodse messiaanse verwachtingen, die vaak de hoop op politieke bevrijding en de vestiging van een rechtvaardige samenleving inhielden, heeft de christelijke herinterpretatie van het messianisme deze hoop grotendeels vergeestelijkt. Door zich te richten op de geestelijke verlossing die Jezus bracht en zijn verwachte terugkeer, lieten de geloofsbelijdenissen de politieke status quo ongemoeid. Deze verschuiving betekende dat de kritische en potentieel subversieve aspecten van messiaanse hoop werden gebagatelliseerd of genegeerd, waardoor onderdrukkende heersers hun gezag konden handhaven zonder te worden uitgedaagd door religieuze verwachtingen van rechtvaardigheid en bevrijding.
De breuk met het joodse erfgoed
Het resultaat van de vergelijking tussen de dertien punten van Maimonides en de oecumenische christelijke geloofsbelijdenissen is symptomatisch voor de breuk van het christendom met zijn Judaïsche erfgoed: geen messianisme meer, maar trinitarisme. De dertien geloofsprincipes van Maimonides, waaronder het geloof in de komst van de Messias, benadrukken het voortdurende belang van messiaanse hoop in het Jodendom. De Christelijke geloofsbelijdenissen benadrukken daarentegen de leer van de Drie-eenheid en de goddelijkheid van Jezus, wat een significante theologische afwijking van het Jodendom markeert.
Theologische en sociale gevolgen
Met deze keuze verehinderde de Christelijke theologie echter elke mogelijkheid voor een zinvolle dialoog met het Jodendom. Het stilzwijgen van de geloofsbelijdenissen over het joodse erfgoed van het christendom is een impliciet oordeel over de irrelevantie van het joodse geloof voor christenen. Dit theologische standpunt droeg bij aan een lange geschiedenis van christelijk anti-judaïsme, omdat het impliceerde dat het jodendom was achterhaald en verouderd door de komst van Christus. Dit oordeel bleek schadelijk te zijn voor het Joodse bestaan binnen christelijk Europa en leidde tot eeuwen van discriminatie, vervolging en marginalisatie van Joodse gemeenschappen.
De evolutie van de christelijke geloofsbelijdenissen en hun focus op de vervulling van de messiaanse verwachtingen in Jezus Christus is een belangrijke theologische verschuiving die diepgaande gevolgen had voor de christelijk-joodse betrekkingen. Door de hoop op verlossing te vergeestelijken en de politieke aspecten van het messianisme te bagatelliseren, lieten de geloofsbelijdenissen de onderdrukkende politieke structuren van hun tijd onaangetast. Deze breuk met het joodse erfgoed belemmerde niet alleen een zinvolle dialoog tussen christendom en jodendom, maar droeg ook bij aan een erfenis van anti-judaïsme die blijvende gevolgen heeft gehad voor joodse gemeenschappen. Inzicht in deze historische en theologische context is essentieel voor het bevorderen van een meer inclusieve en respectvolle relatie tussen deze twee geloofstradities.