Partnerschap met Torah

Partnerschap met Torah
Dr. Rabbijn Steven Sager

De persoon die de zegen uitspreekt na een gedeelte van de openbare Torah-lezing pakt de handvatten van de boekrol vast en reciteert: Gezegend bent u… die ons Torat emet, de Torah van de waarheid heeft gegeven. Het tweevoudige ritueel van het publiekelijk verkondigen en persoonlijk opeisen van Torah demonstreert ritueel de dynamische, meer dan vertaalde betekenis van Torat emet.

Een Torah van waarheid is geen Torah van feiten. Waarheid, emet, betekent aan de Hebreeuwse wortel ook “betrouwbaar” en “betrouwbaar”. Torat emet wordt niet gedefinieerd door strikte, contextueel gebonden betekenissen. Torah wordt eerder emet in het partnerschap tussen het oude woord en de lezers die zich inzetten voor Torah als het betrouwbare vocabulaire van het voortdurende, zich ontvouwende Joodse bewustzijn en de verbeelding. Torat emet – Torah die betrouwbaar, beproefd en waar is – wordt voortgebracht door voortdurende gemeenschappen die ernaar streven de wereld begrijpelijk te maken door gesprekken tussen levende ervaring en de oude Torah-tekst.

Nahmanides’ ontwikkeling van het principe: “Doe wat juist en goed is”.
Een voorbeeld van het proces om de tijdloze tekst te verbinden met een actuele lezing kan worden ontleend aan Nahmanides’ (13e eeuw, Spanje) Tora-commentaar op Deuteronomium 6:18:

וְעָשִׂיתָ הַיָּשָׁר וְהַטּוֹב בְּעֵינֵי יְ-הוָה…. Doe wat juist en goed is in de ogen van de Heer…
Volgens de duidelijke betekenis (peshat), zei Nahmanides, verwijst de zin alleen naar gedrag met betrekking tot Gods uitdrukkelijke geboden. Vervolgens haalde hij de leer van Talmoedische voorouders aan dat recht en goed niet alleen verwijst naar geboden, maar naar die handelingen die zorgen voor een coherent leven binnen de bevolen gemeenschap. Om een hedendaagse illustratie te maken, het eren van tantes en ooms is goed en juist, zelfs zonder een specifiek gebod.

Nahmanides paste vervolgens dit “grote principe” van leven “buiten de expliciete maat (לפנים משורת הדין)” van de tekst toe op het leven in zijn eigen kosmopolitische wereld. Juist en goed, leerde hij, beschrijft al het juiste menselijke gedrag dat volgt uit de noodzakelijkerwijs beperkte Torah-gedragsvoorbeelden:

לפי שאי אפשר להזכיר בתורה כל הנהגות האדם עם שכניו ורעיו… ותקוני הישוב והמדינות כלם.

Want het is onmogelijk om in de Torah alle aspecten van iemands interactie met de mensheid te vermelden… in alle samenlevingen en landen. In de geest van Nahmanides, die het belang benadrukt van de waarheid van de Torah binnen een gemeenschap, stel ik voor dat Torat emet zich manifesteert wanneer de oude tekst – fysiek en metaforisch – wordt vastgehouden in de levende greep van degenen die toetreden tot de gemeenschap van vorige, huidige en toekomstige generaties Torah-vertolkers.

Het idee van God volgens Jordan Peterson

Wat betekent “God” in filosofische en psychologische zin? Dat is de eerste hypothese: een filosofisch of moreel ideaal manifesteert zich eerst als een concreet gedragspatroon dat kenmerkend is voor één individu. En dan is het een geheel van individuen, en dan is het een abstractie van dat geheel, en dan heb je de abstractie, en die is zo belangrijk.

Dit is een politieke implicatie: Een van de debatten tussen het vroege christendom en het late Romeinse Rijk was de vraag of een keizer al dan niet God kon zijn, letterlijk kon worden vergoddelijkt en in een tempel kon worden geplaatst. U begrijpt waarom dat zou kunnen gebeuren, want dat is iemand aan de top van een zeer steile hiërarchie met een enorme hoeveelheid macht en invloed.

Het christelijke antwoord daarop was: verwar de specifieke soeverein nooit met het principe van de soevereiniteit zelf. Het is briljant. Je ziet hoe moeilijk het is om met zo’n idee te komen, dat zelfs de persoon die de macht heeft eigenlijk ondergeschikt is aan een goddelijk principe, bij gebrek aan een beter woord. Zelfs de koning zelf is ondergeschikt aan het principe. Wij geloven dat nog steeds, omdat we geloven dat onze premier ondergeschikt is aan de wet.

 

Wat de wet ook inhoudt, er is een beginsel waaraan zelfs de leider ondergeschikt is. Zonder dat kun je stellen dat je niet eens een beschaafde samenleving kunt hebben, omdat je leider onmiddellijk verandert in iets dat transcendent en almachtig is. Dat is zeker wat er gebeurde in de Sovjet-Unie, en wat er gebeurde in Maoïstisch China, en wat er gebeurde in Nazi-Duitsland. Er was niets voor de machtigen om zich aan te onderwerpen. Je wordt verondersteld ondergeschikt te zijn aan God. Wat betekent dat? We gaan dat idee verscheuren, maar dat betekent deels dat je ondergeschikt bent – zelfs als je soeverein bent – aan de principes van de soevereiniteit zelf.

Bible Lectures, p. 20

Minima Theologia #1

Je bent wat je gelooft of je gelooft wat je bent. Er is een sterke neiging van vele Christenen om verstrikt te raken in ideologieën, en ik zie ze echt als kreupele gelovigen. Dat is de juiste manier om erover te denken. Ze hebben een religie die een arm en een been mist, maar nog wel kan strompelen. Het biedt een zekere mate van veiligheid en groepsidentiteit, maar het is verwrongen en verdraaid en dement en gebogen, en het is een parasiet op iets onderliggend dat rijk en waar is. Zo komt het in ieder geval op mij over. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we dit probleem oplossen. Ik denk dat er niets belangrijkers is dat gedaan moet worden dan dat. Je kunt zien dat het geloof ideologisch verstrikt is geraakt door hoe boos mensen worden als je hun geloofssystemen in twijfel trekt. Waarom maken ze zich daar eigenlijk druk om? Wat maakt het uit of al je theologische axioma’s 100 procent correct zijn?

Ingevingen van de Heilige Geest. Er verschijnt een gedachte in uw hoofd, zomaar toch? Dat is duidelijk. Beng, het is niets waar je ooit naar gevraagd hebt. Wat betekent dat eigenlijk? Een gedachte verschijnt in je hoofd. En het is een ingeving van de Heilige Geest. Die zegt jou hoe je moet handelen. Wat voor belachelijke verklaring is dat? Het helpt nergens bij. Waar komt het vandaan? Van boven, het verschijnt gewoon in mijn hoofd, het lijkt wel een download. Dat is geen erg verfijnde verklaring, zo blijkt. Je zou kunnen denken dat die gedachten die je denkt… Waar komen ze vandaan? Vaak zijn het gedachten van iemand anders, van iemand die al lang dood is. Dat kan er deel van uitmaken, net zoals de woorden die u gebruikt om te denken uitspraken zijn van mensen die al lang dood zijn. U bent geïnformeerd door de geest van uw voorouders, dat is één manier om het te bekijken. Of het komt voort uit je verlangens of dromen, of wensen of het is de verre stem van je ouders. Het leidt tot schijnzekerheid en verwarring omdat het uiteindelijk door de zeef van je theologische ideologie heengaat – het raamwerk van wat je denkt te moeten geloven. Terwijl de Heilige Geest juist wil verlichten zodat je gedachten hebt op grond van wat je zelf denkt en waarneemt. “U hebt de zalving van de Heilige en u weet zelf alles.” Echte gehoorzaamheid is een individueel antwoord op een Goddelijk woord. Niet het antwoord van de kudde waartoe je jezelf rekent. 

R.A. Veen

EEN DAG UIT HET LEVEN VAN DE MESSIAS – Israel Knohl

EEN DAG UIT HET LEVEN VAN DE MESSIAS

In bepaalde hymnen die tussen de Dode Zee-rollen zijn gevonden en onlangs zijn gepubliceerd, beschrijft deze vroegere Messias zichzelf als zittend op een hemelse troon, omringd door engelen. Hij beschouwde zichzelf als de “lijdende dienaar” die een nieuw tijdperk inluidde, een tijdperk van verlossing en absolutie waarin geen sprake was van zonde of schuld. Deze vermetele ideeën leidden tot zijn verwerping en excommunicatie door de Farizeeën onder leiding van Hillel.
Deze Messias werd uiteindelijk gedood in Jeruzalem, en zijn lichaam werd drie dagen lang op straat achtergelaten. Zijn discipelen geloofden dat hij na drie dagen was opgestegen naar de hemel. De vernedering, verwerping en moord op de Messias veroorzaakte een geloofscrisis onder zijn volgelingen. Om deze crisis te verwerken zochten zij naar passages in de Bijbel die konden worden opgevat als profetieën over de vernedering en de dood van de Messias. Zo ontstond voor het eerst in de geschiedenis van het jodendom een conceptie van “catastrofaal” messianisme, waarin de vernedering, verwerping en dood van de Messias werden beschouwd als een onlosmakelijk deel van het verlossingsproces.
De held van de Essenen, deze gedode Messias, is de ontbrekende schakel in ons begrip van de manier waarop het christendom uit het jodendom is voortgekomen. Jezus werd geboren rond de tijd dat deze Messias stierf. De messiaanse persoonlijkheid van Jezus wordt duidelijker in relatie tot het leven en de dood van deze Messias. Een reconstructie van het verhaal van de vermoorde Messias stelt ons voor het eerst in staat een historische achtergrond te bieden voor het verslag van Jezus’ messiaanse bewustzijn in het Nieuwe Testament. We kunnen nu de strijd begrijpen die in Jezus’ ziel woedde tussen zijn natuurlijke verlangen om te leven en de messiaanse roeping van verwerping, lijden en dood, die hij had geërfd van zijn voorganger, de “lijdende dienaar” uit de Dode Zee-rollen.
Deze denkbeeldige reconstructie van een dag uit het leven van de Messias is gebaseerd op literaire bronnen uit die tijd en op archeologische vondsten in Qumran, in het paleis van Herodes in Massada en bij opgravingen in Jeruzalem. Doorgaan met het lezen van “EEN DAG UIT HET LEVEN VAN DE MESSIAS – Israel Knohl”

Wat doet het NT met het OT? – een discussie op Facebook

(1) – 28/01/2023


Sommige van de OT-passages die in het NT worden “vervuld” lijken in hun oorspronkelijke context helemaal niet op voorspellingen.

Andere die wel op voorspellingen lijken, blijken vaak te zijn vervuld door gebeurtenissen die plaatsvonden of door mensen die veel eerder dan Jezus leefden. Bovendien worden theologische bevestigingen in het OT soms herhaald met een nieuwe en aparte verwijzing. Kortom, de betekenissen die de NT-schrijvers uit de Schriften afleiden lijken vaak niet te stroken met wat hun OT-tegenhangers bedoelden. Doorgaan met het lezen van “Wat doet het NT met het OT? – een discussie op Facebook”

Concilie van Jeruzalem en de Noachidische geboden – uit mijn dissertatie

Uit mijn dissertatie – The End of the Law – pp. 118 – 121 (2001, 2005, 2e druk)

Dit plaatst ons voor een duidelijk dilemma:

(1) Als het Concilie van Jeruzalem concilie plaatsvond vóór het incident in Antiochië, dan hebben ofwel de de heidenen in Antiochië zich niet aan deze instructies gehouden en heeft Petrus geen bezwaar, of zij deden dat wel en de afgezanten van Jacobus in Galatië volgen de hardere mening van de “broeders uit Judea” en niet die van de in Handelingen 15 genoemde Jacobus.

(2) Indien het concilie van Jeruzalem plaatsvond na het incident in Antiochië, diende het als een manier om dergelijke zaken te regelen tegen Paulus’ eigen opvatting in, zoals die verwoord werd in deze brief. Het zou verklaren waarom Paulus dit zeer belangrijke deel van de overeenkomst niet vermeldt, omdat het ook de kwestie van de tafelgemeenschap zou hebben geregeld, en hij had daar gemakkelijk naar kunnen verwijzen als onderdeel van de oplossing. Doorgaan met het lezen van “Concilie van Jeruzalem en de Noachidische geboden – uit mijn dissertatie”

Oorlog voeren tegen Amalek – boodschap van chabad.org

Aan het einde van de portie Beshalach, vertelt de Tora dat Mosjé Jehosjoea aanstelde om de Joden te leiden tegen de aanvallende Amalekieten. Gedurende de hele strijd waren Mosjé’s handen opgeheven in gebed dat de Joden zouden overwinnen. Zolang Mosjé’s handen omhoog waren, zegevierden de Joden.

De Tora zegt verder dat wanneer Mosjé’s armen vermoeid raakten, er een steen werd genomen en onder hem werd gelegd. Rashi merkt op: “Omdat hij traag was in het uitvoeren van het gebod [het leiden van de Joden in de strijd] en een ander in zijn plaats aanstelde, werden zijn handen zwaar.”

Waarom vertelt de Tora ons dat Mosjé’s handen zwaar werden als gevolg van zijn laksheid – iets wat geheel oncomplimenteus is – terwijl de Tora niet eens rechtstreeks spreekt over het stigma van een onrein dier? Het lijkt ongepast dat de Tora slecht spreekt over Mosjé, de “uitverkorene van de mensheid.”

Hierin ligt een les van onschatbare waarde voor alle Joden in alle plaatsen en tijden met betrekking tot hun geestelijke strijd met de Amalekieten van elke generatie.

Amalek kon alleen de Joden treffen die geestelijk zo ver achterbleven dat zij als gevolg van hun zonden uit het Joodse kampement en de Wolken van Glorie werden verdreven. Zij die binnen het kamp bleven, werden in het geheel niet getroffen door de Amalekieten.

Ook in onze tijd bevinden de meeste Joden zich geestelijk binnen het “Joodse kamp”, binnen het kader en de bescherming van de “Wolken van Glorie” van Tora en mitzvos , die hen beschermen tegen alle kwade winden – in het bijzonder tegen de ijzige houding van Amalek tegenover Tora en mitzvos.

Er zijn echter Joden die zich om welke reden dan ook “aan de buitenkant” bevinden – hun levensstijl is nog niet geheel in overeenstemming met Tora. Amalek – waarvan het numerieke equivalent “twijfel” is – is daarom in staat hen aan te vallen door hen te laten twijfelen aan G-ds grenzeloze vermogen, en door hen “koel” te maken ten aanzien van zaken van heiligheid.

Het is daarom mogelijk dat een Jood die zich “binnen het kampement” bevindt, zijn relatie met degenen daarbuiten in twijfel trekt, redenerend dat aangezien zij geen band met hem hebben, hij niets met hen te maken wil hebben.

Zo iemand zou wel eens kunnen denken dat het verlaten van zijn warme nest van Tora en mitzvos om op zoek te gaan naar Joden die verdwaald zijn in de woestenij van de twijfel, uit den boze is.

Hierin ligt de les van de eerste oorlog die de Joden moesten voeren na hun uittocht uit Egypte, hun strijd met Amalek:

Wanneer Amalek het aanlegt met een Jood die zich “buiten het kampement” bevindt, zelfs als zijn aanwezigheid daar het gevolg is van zijn eigen wandaden, moeten de Joden “binnen het kamp” het kamp verlaten om hun zwakkere broeder te beschermen. In feite hebben alleen G-dvrezende Joden het vermogen om Amalek te verslaan. Zo vinden we dat het Jehosjoea was, een persoon “die nooit de tent” van Tora verliet, die de leiding kreeg over de strijd.

De Tora gaat verder: Zelfs Mosjé, die in wezen de hele oorlog leidde – hij was het die Jehosjoea aanstelde als zijn afgezant om de strijd te leiden, en het was Mosjé die de strijd geestelijk leidde door te bidden voor het welzijn van het Joodse volk – had moeten deelnemen aan de eigenlijke strijd. Dat hij dat niet deed, werd beschouwd als laksheid.

Hierin ligt een les voor zelfs de grootste: Geestelijke deelname aan de voortdurende strijd tegen Amalek is niet voldoende. Alleen maar bidden voor het welzijn van degenen die door Amalek worden aangevallen, of het sturen van een afgezant, is niet voldoende en niet acceptabel; de persoon zelf moet alles doen wat nodig is om zijn mede-Joden uit de klauwen van Amalek te houden.

Paulus keurt joods Christendom niet af – James Dunn

The Partings of the Ways, J.D.G. Dunn, p. 363

We moeten vraagtekens zetten bij de veronderstelling dat degenen die in de eerste eeuwen naast (of moeten we zeggen als onderdeel van) hun “christendom” ook het “jodendom” beleden, zich altijd vergisten. Het is waar dat Paulus de christelijke niet-Joden van Galatië waarschuwde tegen het overnemen van de Joodse levenswijze, en dat deed hij in de meest krachtige bewoordingen. Maar dat was omdat in die omstandigheden volgens hem het evangelie zelf in gevaar kwam. In andere omstandigheden haastte hij zich om christenen die nog steeds Joodse scrupules in acht namen met betrekking tot voedsel en feesten, te verdedigen en volledig te accepteren (Rom. 14,1 – 15,6). En in de nog meer verschillende omstandigheden van Klein-Azië twee en een halve eeuw later, zou hij zo snel de christenen hebben veroordeeld die het bijwonen van de synagoge zagen als volledig in overeenstemming met hun doopgeloof? Men moet zich zeker afvragen of we Paulus’ afkeuring van “de zwakken” zomaar kunnen extrapoleren naar de algemene veroordelingen van een Melito of een Chrysostom. En we moeten beseffen dat de negatieve toon van de term “judaïsant” meer te danken is aan F.C. Baur 150 jaar geleden dan aan Paulus of de Vaders. Misschien moeten we dan ook meer openstaan voor de mogelijkheid dat sommige van deze vroege “judaïserende” gelovigen blijk gaven van een groter bewustzijn van het integraal joodse karakter van het christendom dan sommige van de schrijvers wier geschriften de christelijke perceptie van het jodendom hebben gevormd.
Als alternatief moeten christenen vandaag de dag misschien iets goedmaken aan degenen die in de begintijd op dit punt als zwak en ketters werden afgedaan, door te erkennen dat dergelijke personen binnen de totale geschiedenis van het volk van God de levende (en noodzakelijke) band van de kerk met haar Joodse erfgoed vertegenwoordigden – een inzicht dat in de tussenliggende eeuwen slechts sporadisch in stand werd gehouden, in individuen die bevriend raakten met bepaalde rabbijnen om Hebreeuws of over het Jodendom te leren, maar dat vandaag de dag van dwingend en steeds dringender belang is. en steeds dringender belang vandaag.