In een joods-hebreeuwse context kan er in de christologie geen sprake zijn van een identiteit tussen Jezus/de Zoon en God zelf. In deze context vinden we alleen relationele en functionele beschrijvingen van Jezus in termen van Zijn missie en rol in het verbond. In de Hellenistische (Griekse) context van het Concilie van Nicea verandert dat. Nu vinden we ontologische en filosofische beschrijvingen gericht op de wezenlijke natuur van Jezus binnen de Drie-eenheid.
Je zou kunnen zeggen dat de Niceaanse benadering en de Joods-Hebreeuwse denkwijze elkaar niet verdragen of aanvullen, maar dat er een tegenspraak ontstaan is door een verschuiving van context: relationeel versus ontologisch, narratief versus filosofisch.
Er is een groot verschil tussen naamgeving (relationeel) en identificatie (ontologisch). De oudsten in de poorten worden in het Oude Testament elohiem genoemd, omdat ze met God (=elohiem) een positie delen: die van rechter. De term wordt dan gebruikt als metafoor, omdat het ene eigenschappen of functies deelt met het andere, zonder identiek te zijn. Zelfs in het NT vinden we geen rechtstreekse identificatie van Jezus met God, maar wel een relatie van naamgeving en daardoor deelhebbing aan bepaalde eigenschappen van degene of hetgene waarnaar vernoemd wordt. Dat geldt zelfs voor de uitspraak van de proloog van het Johannes-evangelie: “…en God was het Woord.”
Arius: De Logos is niet [volledig en alleen] de ware God. Want hoewel hij (het Woord) God genoemd wordt, is hij niet waarachtig God, maar door de deelname aan genade, net als alle anderen, wordt hij alleen in naam God genoemd.
Een ander probleem was het idee van een “eeuwige generatie”, d.w.z. dat de Zoon enerzijds door de Vader verwekt moest zijn, anderzijds met God één van substantie was, d.w.z. de Zoon moest eeuwig zijn, ongeschapen en zonder begin. Maar Arius merkt terecht op, dat dit betekent dat de Zoon niet in eigenlijke zin een Zoon kan zijn.
Arius: Als er niet een tijd was dat hij er niet was, maar de Zoon eeuwig zou zijn en samen met de Vader zou bestaan, dan is hij geen zoon meer, maar dan moet je eerder zeggen dat hij een broer is.

Sint Nicolaas heeft, naar men zegt, de ketter Arius een duidelijk theologisch argument laten voelen…
Het godsbegrip van Arius staat veel dichterbij het Jodendom dan dat van de orthodoxie die hem verketterde. Om die reden wordt hij door zijn aartsvijand Athansius ook regelmatig in verband gebracht met het jodendom, als een gelijkwaardige ketterij. Dat God één is, geen gelijke heeft, tijdloos is en volledig onderscheiden is van enig ander schepsel, is voor het Jodendom axiomatisch.
Arius: En zo is God zelf, zoals Hij werkelijk is, voor iedereen onuitsprekelijk. Hij alleen heeft geen gelijke, niemand die erop lijkt en niemand met dezelfde heerlijkheid. We noemen Hem ongeboren, in tegenstelling tot Hem die van nature verwekt is. We prijzen hem als zonder begin, in tegenstelling tot hem die een begin heeft. We aanbidden hem als tijdloos, in tegenstelling tot hem die in de tijd is ontstaan.
Bij Arius komt er een interessante opening in de richting van het Jodendom. Ook de Torah is geschapen en een volledige uitdrukking van wie God is. De Zoon is datzelfde voor Christenen. Hij is het begin van Zijn wegen, en de afdruk vn Gods heerlijkheid. Dat kan in het Jodendom ook van de Torah gezegd worden. Zo zou je dan ook Johannes 1 kunnen lezen: het Woord (de Torah) is de uitdrukking van God (God was het Woord) en in Jezus krijgt deze Torah een belichaming in een Torah-getrouw leven – het Woord is immers “vlees” geworden. Dat laatste moeten we dan weer zien in termen van benaming en niet van identificatie.
Arius: Hij die zonder begin is, maakte de Zoon tot een begin van de geschapen dingen. Hij bracht hem voort als een zoon voor zichzelf door hem te verwekken. Hij [de zoon] heeft geen van de onderscheidende kenmerken van Gods eigen wezen Want hij is niet gelijk aan, noch is hij van hetzelfde wezen als Hij.
Het idee van een belichaming en een vernoeming is cruciaal. Wie kiest voor een identiteit (gelijk in substantie heette dat) van Vader en Zoon, ongescheiden onderscheiden zeggen anderen, kiest voor een weg die ons afsnijdt van onze joodse wortels. Het maakt Jezus’ leer absoluut, het maakt de navolging van Jezus tot een bovenmenselijke taak, het verdringt alle andere stemmen en vaagt het Oude Testament weg. Het Woord is echter niet identiek aan God, maar een volkomen uitdrukking van God – de Torah “God” noemen betekent alleen dat de Torah openbaart wie God is. Van een identiteit is dan geen sprake en zo blijft zelfs Johannes binnen de joodse matrix. Evenzo Arius.
Arius: De Logos is niet de ware God. Want hoewel hij God genoemd wordt, is hij niet waar [God], maar door de deelname van genade wordt hij, net als alle anderen, alleen in naam God genoemd.
Van hieruit worden dan alle technische termen betekenisloos waarmee het theologisch vernuft in de orthodoxie de moeilijk te begrijpen relatie van Vader en Zoon, van Jezus en God probeerde uit te leggen. Zoals de perichorese.
Perichorese is een theologische term die zijn oorsprong vindt in het Grieks en verwijst naar de onderlinge relatie en samenhang binnen de Drie-eenheid: Vader, Zoon en Heilige Geest. Het woord zelf betekent zoiets als “ronddansen” of “kringdans” en symboliseert een dynamische, wederzijdse inwoning, waarbij elk van de drie Personen volledig deelneemt aan en doordringt in de ander, zonder hun eigen identiteit te verliezen. Het concept benadrukt harmonie, eenheid en wederzijdse liefde. Arius protesteert:
Arius: De essenties van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, zijn gescheiden van aard, en vervreemd, en losgekoppeld, en vreemd, en zonder deelname van elkaar en [ze zijn] volkomen verschillend van elkaar in essentie en glorie, tot in het oneindige.
Hoe zou de Christelijke theoogie eruit hebben gezien, als het Arianisme had gewonnen in Nicea of tenminste als een alternatief naast de trinitarische orthodoxie had kunnen staan? Wat zou dan de relatie tussen Jodendom en Christendom geweest zijn? En is het denkbaar dat de huidige kerk haar Niceaanse signatuur opgeeft – wat naar ik geloof in ieder geval bij de meeste Protestanten in Nederland al feitelijk het geval is – en nu een meer Ariaanse richting opgaat?