Afscheid van Paulus: of is de kerk te rigide?

Paulus heeft uiteraard een enorme invloed gehad op de ontwikkeling van het christendom en is zonder meer de belangrijkste theoloog die het christendom deed afwijken van het jodendom. In zijn brieven, zoals die aan de Romeinen en de Galaten, benadrukt hij dat het behoud – de goede relatie met God en de bevrijding va het oordeel – niet komt door het naleven van de Joodse wet, maar door geloof in Jezus Christus. Met wie was Paulus hier echter in gesprek?

Dit idee van rechtvaardiging door geloof was revolutionair en vormde een breuk met de traditionele Joodse opvatting dat naleving van de Thora essentieel is voor een juiste relatie met God. De vraag bleef wel hangen of Paulus het Joodse denken van zijn tijd getrouw had verwoord, of dat er een andere groep was met wie hij in polemiek was geraakt: niet-Joodse christenen die het Jodendom als de ultieme voorwaarde van het behoud zagen en daarom het nalveven van de geboden propageerden – inclusief besnijdenis en kasjroet.

Een ander belangrijk punt van verschil dat Paulus introduceerde, was de universaliteit van de Messiaanse gemeente rondom Jezus. Terwijl het jodendom een etnisch en religieus verbond is, stelde Paulus dat het evangelie openstond voor iedereen, ongeacht afkomst. Helemaal nauwkeurig is dat niet gezien het feit dat het Jodendom nadrukkelijk de niet-Joden verwees naar de zeven geboden voor de zonen van Noach die universeel waren en bij naleving ook tot de juiste relatie met God zouden leiden. Dit beginsel van universaliteit bracht een fundamentele verschuiving teweeg: christenen hoefden zich niet langer te houden aan de Joodse wetten, zoals besnijdenis en spijswetten, wat een groot conflict veroorzaakte met de Joodse christenen – beter: “apostolische joden”, naar een uitdrukking van Mark Nanos, want “messiaanse joden” is een verkeerde term in de eerste eeuw omdat eigenlijk joden theologisch gezien een messias verwachten en dus “messiaans” zijn.

Er is wel degelijk sprake hier van een “Paulinisch christendom”, omdat zijn interpretaties zo bepalend waren voor de vorming van een specifieke Christelijke theologie. Daardoor onderscheidt Paulus zich van het oorspronkelijke Joodse christendom, waarin Jezus werd gezien als de Messias binnen de Joodse traditie, zonder de afschaffing van de Thora.

Is Paulus’ oppositie tegenover een Jodendom dat rechtvaardiging door werken predikt wel terecht? E.P. Sanders heeft in zijn baanbrekende werk Paul and Palestinian Judaism (1977) aangetoond dat het traditionele christelijke beeld van het Jodendom als een wettische religie niet accuraat is. Volgens Sanders geloofden Joden in de tijd van Paulus niet dat men door werken alleen gerechtvaardigd werd, maar dat men deel uitmaakte van Gods verbond door genade. De Thora werd niet gezien als een manier om binnen te komen in de gunst en de gemeenschap met God, maar als een manier om binnen het Verbond te blijven.

Dit inzicht leidde tot wat bekend staat als de New Perspective on Paul, waarin wordt gesteld dat Paulus zich niet verzette tegen een wettisch Jodendom, maar tegen een exclusieve interpretatie van de Thora die niet-Joden buitensloot. Paulus’ leer van rechtvaardiging door geloof moet niet worden gezien als een directe tegenstelling tot een Joods systeem van rechtvaardiging door werken, maar eerder als een manier om de toegang tot Gods verbond universeel te maken, los van etnische en rituele voorschriften.

Maar zo is Paulus niet begrepen in de Christelijke traditie! De traditionele reformatorische interpretatie ziet Paulus als iemand die een universeel principe van rechtvaardiging door geloof heeft vastgesteld, waarbij de wet als een menselijk werk niet bijdraagt aan redding. De New Perspective ziet Paulus’ argument als een specifiek debat binnen de Joodse context van zijn tijd—over wie tot Gods volk behoort—en niet als een algemene afwijzing van werken in het geloof. Zodoende kan ook de schijnbare tegenspraak tussen Jacobus’ nadruk op de werken en Paulus’ leer van verzoening buiten de werken om beter worden begrepen.

In moderne discussies over rechtvaardiging door geloof zien we een voortdurende spanning tussen de traditionele reformatorische visie en de inzichten van de New Perspective on Paul. De klassieke protestantse leer, zoals geformuleerd door Maarten Luther en Johannes Calvijn, stelt dat rechtvaardiging een eenmalige, juridische daad van God is, waarbij de zondaar door geloof alleen gerechtvaardigd wordt, zonder dat werken een rol spelen. Dit blijft een kernpunt in veel evangelische en gereformeerde tradities, waar de nadruk ligt op de toegerekende gerechtigheid van Christus en niet op menselijke verdiensten.

De New Perspective on Paul, zoals verdedigd door E.P. Sanders, James Dunn en N.T. Wright, heeft echter een andere benadering. Zij stellen dat Paulus zich niet verzette tegen een wettisch Jodendom, maar tegen een exclusieve interpretatie van de Thora die niet-Joden buitensloot. Rechtvaardiging door geloof betekent volgens hen niet dat werken geen rol spelen, maar dat de toegang tot Gods verbond niet afhankelijk is van etnische en rituele voorschriften. Dit heeft geleid tot nieuwe interpretaties binnen academische en theologische kringen, waarbij sommigen pleiten voor een meer verbondsgerichte benadering van rechtvaardiging. Daarover straks.

Daarnaast heeft de oecumenische dialoog tussen protestanten en katholieken geleid tot een Gemeenschappelijke Verklaring over de Rechtvaardigingsleer in 1999, waarin werd erkend dat beide tradities een gedeeld begrip hebben van rechtvaardiging als een daad van Gods genade. Dit document heeft bijgedragen aan een bredere acceptatie van verschillende interpretaties binnen het christendom

En dan is er nog een nieuwe poging om de klassieke leer te verzoenen met de inzichten van Sanders in de zogenaamde verbondstheologische benadering van de rechtvaardiging. De verbondsgerichte benadering van rechtvaardiging ziet rechtvaardiging niet alleen als een juridische daad, maar als onderdeel van Gods bredere verbond met de mensheid. In deze visie wordt rechtvaardiging niet los gezien van de heilsgeschiedenis, maar als een aspect van Gods verbondsrelatie met zijn volk.

Volgens deze benadering is Gods handelen altijd verbondsgewijs. Dit betekent dat rechtvaardiging niet alleen een individuele ervaring is, maar ook een collectief en historisch proces. De verbondsleer benadrukt dat Gods relatie met de mensheid wordt vormgegeven door verbonden, zoals het werkverbond met Adam en het genadeverbond met Christus. Rechtvaardiging wordt dan gezien als een bevestiging van Gods trouw aan zijn verbond, waarbij Christus als de ultieme verbondspartner optreedt.

Deze visie verschilt van de klassieke reformatorische leer, waarin rechtvaardiging vaak wordt gezien als een eenmalige, juridische handeling waarbij de zondaar door geloof alleen gerechtvaardigd wordt. In de verbondsgerichte benadering wordt rechtvaardiging niet alleen opgevat als een juridische verklaring, maar ook als een eschatologisch en heilshistorisch proces dat verbonden is met Gods plan voor de nieuwe schepping.

Of moeten we gewoon eerlijk zijn: de Paulinische interpretatie van het evangelie van en over Jezus geeft niet het meest waardevolle fundament voor het Christendom. Als dat Christendom meer op zijn Joodse wortels wordt beoordeeld is het duidelijk dat we hier eerder Jacobus en Petrus dan Paulus moeten volgen. Het anti-Joodse element in het vroege Christendom is door historische omstandigheden en door een te losse verbinding – wedijver, polemiek – met de Rabbijnen tot stand gekomen. Daaraan vast te houden was historisch onvermijdelijk. Daar nog steeds vast te houden is een vorm van kerkelijke bijziendheid.

Dit bericht is geplaatst in Jodendom. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *