18 mei 2018
Afgelopen woensdag was ik weer eens in Ter Apel. Dit keer niet voor de gezelligheid, of om te logeren, maar omdat mijn vriend Jan was overleden.
Ik ontmoette Jan voor het eerst, toen ik nog predikant was in Ter Apel. Op het eerste gezicht hadden wij maar weinig gemeenschappelijk. Zijn geloof was niet zo duidelijk, maar het was ontroerend om te zien hoe hij zich daarvoor verontschuldigde. Hij was er nu eenmaal niet zo mee bezig. Hij geloofde het wel. Ik bedoel: hij geloofde het allemaal wel, maar het sprak niet zo tot zijn hart. Mijn preken op de zondagmorgen liet hij geduldig over zich heen komen, terwijl hij af en toe zijn ogen gesloten had en aan andere dingen dacht. Wij denken heel verschillend, zei hij. Ik hoop dat u dat niet erg vindt. Ik vond het niet erg.
Zijn gezondheid had toen net een knauw gekregen. Slokdarmkanker. Nog wel te bestralen en te behandelen. Maar hij leek sterk en optimistisch, en had nog voldoende energie om te vechten voor zijn leven.
Het leven van hem, daar genoot hij zo intens van. Hij zat op de biljartclub, omdat hij daar zoveel aardige mensen kon ontmoeten. Hij zat op de bridgeclub om dezelfde reden. Maar zijn grootste hartstocht was toch het schaken, waar hij heel bedreven in was. Daar kwam ik al snel achter toen ik met hem begon te spelen, en ontdekte dat ik alle zeilen moest bijzetten om tegen hem stand te kunnen houden. We waren aan elkaar gewaagd op het schaakbord. En we begrepen elkaar ook goed. Hij had al gauw door welke strategieën ik vooral wilde inzetten, en hij had een heel eigen speelstijl: gedegen, scherp, zorgvuldig ook in de verdediging. Het viel me ook op dat hij nooit zijn dame op het spel zette, wat ook in het dagelijks leven zo was.
Heel bijzonder was het moment, dat ik aardig in de problemen was geraakt en hij aan me merkte dat het me dwars zat. Zoals het alle schakers wel dwarszit als hun plannetjes niet uitkomen. Het was op de schaakclub, dus we speelden voor de competitie. Zullen we er remise van maken? vroeg hij. Dan spelen we nog wel even door om te kijken hoe het afloopt. Hij wilde de spanning eraf halen voor me. En dan genoegen nemen met een half punt alleen maar om mij geen nare tijd te bezorgen. Ik geloof dat we op dat moment vrienden zijn geworden. Laten we remise houden, zei hij. Ik heb dat toen niet aangenomen en heb de partij verloren. Terecht, want hij had weer eens een zeer scherpe verdediging.
Tussen de bedrijven door, dat wil zeggen tussen de schaakpartijen door, kwam ook het leven, de kinderen en kleinkinderen en het geloof aan de orde. Wat hield hij van zijn kleinkinderen, van zijn dochters, hoe leefde hij met hen mee bij alles wat ze overkwam. Hij wilde zoveel mogelijk met hen meemaken. Als ik opperde dat hij dat kon zien als een bijzondere zegen van God want vriend of niet, je blijft toch ook dominee – dan beaamde hij dat wel. Zeker, het was een bijzondere zegen. Niet iedereen krijgt dat.
Als er aanleiding voor was, sprak hij me ook aan over de inhoud van de prediking van de zondag. Vaak met de verontschuldiging dat hij na 5 minuten al zijn ogen niet had kunnen openhouden. Het meeste ging waarschijnlijk langs hem heen. Maar hij had waardering gekregen voor de ernst waarmee ik sprak. Hij hoopte maar dat mijn vasthouden aan de bijbel en de christelijke leer me niet in problemen zou brengen. Toen dat wel gebeurde, leefde hij met me mee. De gemeente was in zijn ogen niet zo rechtzinnig, en ook hijzelf zag maar weinig verschil tussen de Protestantse Gemeente en de vrijzinnige Kloosterkerk. ’t is toch allemaal dezelfde God, zei hij. We moeten met elkaar geen ruzie maken over het geloof. Ik aanvaardde die terechtwijzing meestal in stilte.
Nadat we al enige tijd uit Ter Apel waren vertrokken, ging het met hem en zijn vrouw Rika niet zo goed meer. De kanker was een tijd lang onderdrukt maar kwam weer terug, had zich verspreid door zijn lichaam. De chemokuur bracht het een beetje tot stilstand, maar zijn lichaam was verzwakt. Geen biljarten meer, geen schaken meer. Het was te zwaar geworden. Maar hij vocht door. Zoals zo vaak op het schaakbord, als hij in een moeilijke positie was gedrongen, dan was hij op zijn gevaarlijkst. Heel vaak vond hij dan toch een uitweg. Door stug vol te houden en niet op te geven. Opgeven was voor hem op het schaakbord net zo onmogelijk als in het leven.
De artsen hebben het hem ontraden, en hij wilde het toch. Een nieuwe chemokuur. Het zou zijn gezondheid alleen maar schaden, geen oplossing voor de ziekte geven. Maar het paste bij hem om het toch door te zetten. Vechtend wilde hij ten onder gaan, want je overgeven, dat deed je niet. Op het schaakbord was dat eigenlijk ook niet aardig tegenover je tegenstander. En in het leven leek het een verraad aan degenen die je liefhad. Voor hen moest hij doorgaan en doorknokken.
Vorige week vrijdag kwam het einde zichtbaar dichterbij. Net als op het schaakbord, als het jou en je tegenstander duidelijk is dat het schaakmat moet volgen in twee of drie zetten. Alleen dan mag je opgeven. Als je dan nog doorgaat, dan is dat gebrek aan respect voor je tegenstander. Toen het duidelijk werd dat hem alleen maar een pijnlijk einde te wachten stond, was hij eindelijk in staat om zich over te geven. Hij had een goed leven gehad, hij had de goede strijd gestreden, hij had genotenvan het leven. En zo is het toch schaakmat geworden. Op die waardige manier heeft mijn vriend toen afscheid van het leven genomen. Zo hebben anderen hem kunnen zien, als een tot het uiterste vechtende echtgenoot en vader, die niet met zichzelf maar wel met zijn geliefden bezig was, en zo is hij dan uiteindelijk van ons weg gegaan.
Hij zou het niet beaamd hebben tijdens zijn leven, maar hij vond het altijd wel een mooie gedachte. Dat hij na dit leven, vermoeid van de strijd hier, zou worden ontvangen in een Vaderhuis en dat al zijn tranen zouden worden uitgewist en al zijn pijn vergeten zou zijn. Hij moet dus de grootste verrassing ooit in zijn leven hebben meegemaakt. Dat is wat ik hem gun.
En ik bid dat onze Hemelse Vader hem hartelijk ontvangen heeft, en hem beloond heeft voor het goede dat hij gedaan heeft en het geloof dat hij ondanks alles toch behouden heeft. Want een geloof zo klein als een mosterdzaadje, is uiteindelijk voor onze God en Vader meer dan genoeg. Ik zie hem voor me in de eeuwigheid, en ik denk dat hij doen kan wat hem gelukkig maakte. Misschien wel alle mooie dingen bij elkaar: hij schaakt en biljart en speelt bridge, praat met alle mensen die hem dierbaar zijn, laat zijn robot het gras maaien, en kijkt met intens genoegen naar de schaduwen van de ondergaande zon. E2 – e4, waarde broeder en vriend, laten we het op remise houden.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
Gerelateerd